De eerste keer dat ik een blanke man zag, was in onze kerk in Alabama.
Het was midden augustus en heel erg heet.
De predikant had een echte 'donderpreek'.
Zo nu en dan klonk er een 'halleluja' op uit de luisterende menigte.
Ik zat wat te dromen over de gezelligheid na de dienst bij de koffie, limonade en cake.
Dat maakte dat ik de twee uur durende kerkdienst doorkwam.
Maar die zondag veranderde alles voor mij.
Middenin zijn vurige predicatie stopte de dominee abrupt.
Ik schrok van de plotselinge stilte.
Een ogenblik dacht ik dat hij om mij gestopt was, omdat ik niet luisterde.
Ik keek op naar de kansel en zag dat de dominee vol afschuw naar de hoofdingang van de kerk staarde, alsof de duivel zelf was binnengekomen.
Ik keek om teneinde te zien wat er gebeurde.
Daar, tegen de deur van ons kerkgebouw, van ons geheel zwarte kerk, stond een zwerver, een magere man.
Een haveloze, blanke man.
Deze man, deze indringer in onze heilige ruimte, stond voor ons allen in zijn volle onheiligheid.
Zijn vodden hingen om hem heen en hij had een bleek, ingevallen gezicht, alsof de dood niet lang meer op zich zou laten wachten.
Het ergste was, dat hij op blote voeten liep.
Voeten vol bloederige plekken en wonden, die onze heilige vloer bevuilden.
Iedereen was muisstil.
Hij liep naar voren door het middenpad, langzaam en weloverwogen.
Hij waggelde enigszins op zijn benen en zijn gebogen rug deed vermoeden dat hij de last van de hele wereld op zijn schouders droeg.
"Neemt u me niet kwalijk, dominee", zei hij, terwijl hij zijn pet afdeed en op de voorste rij plaats nam.
De prediker keek naar de man, toen de kerk in en daarna naar de glanzende houten vloer.
Hij schudde zijn hoofd, terwijl zijn ogen wegrolden van de zwerver.
Hij zette zijn preek voort.
De man keek naar de vloer en boog beschaamd zijn hoofd.
Ik had nooit echt naar de preken geluisterd, maar had toch wel begrepen dat God ons leerde voor de ander te zorgen en aardig te zijn.
En juist hier, waar de predikant altijd sprak over 'Gods huis' werd een vreemdeling in nood aan zichzelf overgelaten.
Aan mijn rechterzijde stond mamma op.
Ze pakte haar zondagse zakdoek uit haar tasje en liep rechtstreeks naar het marmeren doopvont.
Opnieuw onderbrak de dominee zijn prediking.
Met haar natgemaakte zakdoek en een met het doopwater gevulde kruikje stapte mamma het podium af naar de man met zijn blote, verwonde voeten.
"Schaam je maar niet", zei mamma, terwijl ze neerknielde voor de man.
Ik leunde voorover om te zien hoe mamma de voeten van de man reinigde van vuil en bloed.
Ik zag in het gelaat van de man; hij huilde.
Ik was getuige van een wonder geweest.
De cake en de limonade was ik vergeten, toen mamma weer terugkeerde naar haar zitplaats.
Sinds die hete zondag keek ik anders naar mamma.
Net als sommige, andere zwarten die zo'n haat hadden tegen blanken, omdat ze, net als mamma, zo vaak werden vernederd.
Die dag toonde mamma niet alleen wie ze zelf was, maar vooral wie ik was.
Op dat moment was ze een levenslang voorbeeld voor mij, haar enige dochter.
B. kan nu als zwarte, Amerikaanse, als vrouw en als christen met opgeheven hoofd door het leven.
(Schrijver onbekend)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten