Na een paar maanden van intensieve voorbereiding was het gisteravond dan zover: de Kerstavond voor Vrouwen 2013.
Het thema voor deze avond was ‘Verwachten’, en gezien alle tegenslagen die we dit keer hadden in de voorbereidingen, konden wij als organisatieteam het thema zelf als eerste in praktijk (leren) brengen, daar we in meer dingen dan ooit echt afhankelijk waren van Hem, dat Hij dingen zou leiden, de juiste mensen zou geven voor …, het allemaal toch nog op tijd klaar zou zijn, enzovoort, enzovoort.
Wat een bemoediging werd het dan ook weer voor ons, dat God opnieuw Zijn trouw betoonde en wij, in ons verwachten van Zijn hulp, niet werden beschaamd.
Hij leidde, gaf en zorgde.
Opnieuw een bewijs van Zijn liefde en trouw, van Zijn nimmer aflatende zorg, ook in deze dingen.
Ik vond het ook best wel spannend; vorig jaar was immers zo’n uitbundige avond vol bijzondere details; een avond met een hoog ‘whauwfactor gehalte‘ en dit jaar zou het een ingetogen avond worden, zo totaal anders dan vorig jaar.
Soms gingen dan ook mijn gedachten met me op de loop en kon het me aanvliegen: ‘ik hoop niet dat ze teleurgesteld zullen zijn; er veel meer van verwacht hadden na vorig jaar.’
Het heeft me zelfs aardig wat slapeloze uren bezorgd; maar ook die waren uiteindelijk toch vaak weer ergens goed voor.
Toch was ik wel heel erg blij, dat, toen ik gisteravond de laatste dingen aan het regelen was, het gevoel kwam van ‘Ja! Het is goed! Dit is zoals het moet zijn!’, en vreugde en dankbaarheid bezit namen van mijn hart.
En dan komen de eerste dames weer binnen.
Als vanouds werden zij door onze mannen aan de arm meegenomen via de koffietafel naar een plekje in de prachtig aangeklede zaal, die dit jaar ook een ingetogen karakter had gekregen, tegelijk hoop en verwachting weerspiegelde.
Als de klok richting 20.00 uur gaat, verschijnen de woorden van het lied
‘Verwachten’ van Sela op de beamer, terwijl de muziek door de luidsprekers klinkt.
‘En het geschiedde in die dagen dat er een gebod uitging van keizer Augustus dat heel de wereld ingeschreven moest worden …
En ze gingen allen op weg om ingeschreven te worden, ieder naar zijn eigen stad.
Ook Jozef ging op weg, van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea, naar de stad van David, die Bethlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was, om ingeschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, die zwanger was.
En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij baren zou, en zij baarde haar eerstgeboren Zoon, wikkelde Hem in doeken en legde Hem in de kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg …'
De overbekende woorden uit het
Lucasevangelie worden voorgelezen.
De vervulling van de verwachting van de komst van de Messias.
‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust
op Zijn schouder.
En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.’
(Jesaja 9:5)
Als de proclamatie is uitgesproken verschijnt op de beamer het ‘kerstverhaal’ in de vorm van
Sand-art onder de klanken van Silent Night.
Met de woorden uit Jesaja 35 (vers 3-6, 10) gaan we van de vervulde verwachting, naar wat nog komen gaat.
We kunnen immers niet stil blijven staan bij het kindje in de kribbe.
Het kindje werd de Man van smarten, de Man, die Zijn leven gaf voor ons, voor onze zonden en terug naar Zijn Vader in de hemel is gegaan om voor ons een plaats te bereiden en om op de door Zijn Vader bepaalde tijd, terug te komen om ons te halen.
‘Maak sterk de slappe handen, strek de knikkende knieën.
Spreek de radelozen moed in: ‘Wees niet bang, jullie God is in aantocht.
Wraak en vergelding vergezellen Hem, Hij komt jullie bevrijden.’
Blinden zullen weer zien, doven weer horen.
Wie kreupel loopt, springt als een hert, wie stom is, zingt het uit.
Water borrelt op in de steppe, beken ontspringen in het dorre land.
Wie door de Heer zijn bevrijd, keren juichend naar Sion terug.
Zij stralen van vreugde, voor altijd; zij zijn vervuld van uitzinnige vreugde.
Alle leed is geleden, alle zorgen zijn verdwenen.
Wat een vooruitzicht!
Wat een hoop!
Maar ook wat een aansporing!
Hoop door het vooruitzicht; aansporing om in actie te komen en niet bij de pakken neer te gaan/blijven zitten.
Met deze woorden werd iedereen welkom geheten en ook deze avond legden we in de handen van de Heer, die we ook dankten voor dit heerlijke vooruitzicht.
Samen zingen mag op zo’n avond natuurlijk niet ontbreken; hoe heerlijk is het immers om ook Zijn Naam groot te maken door middel van liederen.
'Licht in de nacht' en 'Jezus, Gods heerlijkheid verschijnt'.
Ondertussen werd de collecte opgehaald, deze keer bestemd voor Christenen voor Israël en voor Demi en Marije, twee jonge meiden uit onze gemeente die met school naar Zuid-Afrika gaan om daar op verschillende manieren en plaatsen ondersteuning te bieden en te bemoedigen.
Het wordt weer stil.
Met drie kleine toneelstukjes wordt een andere kant van ‘Verwachten’ uitgebeeld.
Want, op weg naar de vervulling van onze verwachting naar de terugkomst van de Here Jezus, mogen we ook van Hem onze hulp ‘verwachten’.
Mag ik je ook even meenemen op deze weg van verwachting?
Een vrouw zit alleen in de kamer.
Voor haar op tafel ligt, naast haar kopje koffie, een Bijbeltje.
Ze kijkt een beetje zuchtend om zich heen.
Eigenlijk voelt ze zich een beetje eenzaam en alleen, en ze begint hardop te denken:
‘Tja, daar zit ik dan.
Voor het eerst helemaal alleen.
Ja, ziet u, we hebben afgelopen weekend net de laatste van onze kinderen verhuisd; hij woont nu ook op kamers.
En dit is de eerste dag dat ik helemaal alleen thuis ben.
Ach, natuurlijk was mijn zoon overdag ook weg, maar toch, ik zag hem ’s morgens nog even en vaak dronken we dan nog snel een kopje koffie.
Hij liet ook altijd een spoor van rommel achter zich als hij wegging, maar nu is alles netjes en opgeruimd en mijn man is niet zo’n rommelmaker.
Ik heb nooit gedacht dat ik dat nog eens zou missen.
Wat moet ik nu toch gaan doen?
Weet u, mijn gezin was mijn alles, daar leefde ik voor.
Ik vond het ook zo gezellig als hij zijn vrienden meenam; dan zorgde ik voor iets lekkers en meestal voor ze naar boven gingen, bleven ze eerst nog even gezellig zitten en kletsen.
En ik, ikzelf?
Och, dat zou ik wel zien als de kinderen de deur uitwaren, dat duurde immers nog zo lang.
We hebben drie kinderen, dus …
Ja, dat dacht ik.
Maar nu is het al zover, en wat moet ik nu?
Ze neemt haar laatste slokje koffie.
‘Bah, zelfs de koffie smaakt me vandaag niet.’
Ze slaakt een diepe zucht en vervolgt:
‘Och, laat ik eerst maar eens mijn Bijbeltje pakken en lezen, misschien heeft de Heer wel een woord voor me.’
Hmm, Psalm 62:6-9:
‘Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting;
waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet wankelen.
Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God.
Vertrouwt op Hem te allen tijde, o volk, stort uw hart uit voor zijn aangezicht;
God is ons een schuilplaats.’
Ze kijkt voor zich uit en zegt nadenkend:
‘Want van Hem is mijn verwachting …
Vertrouw op Hem te allen tijde …
Stort uw hart uit voor Hem ...'
‘Dan gaat ze bidden:
‘Heer, ik wil U danken voor mijn kinderen, mijn gezin.
U weet, Heer, dat hoeveel moeite ik er mee heb nu al mijn kinderen de deur uit zijn.
Ik mis ze; ik mis een bepaald ritme.
Ik heb nu zoveel meer tijd en hoe ik dit nu in vullen?
Vader, help mij om de juiste keuzes te maken.
In Jezus’ Naam.
Amen’
Ze staat op en pak de spullen die op tafel liggen om op te ruimen.
Ook de krant ligt erbij en met het opnemen van de krant ziet ze een advertentie.
‘Hé, wat is dat?
Een vrouwenochtend; thema ‘Verwachten’.
Dat is toevallig.
O nee, toeval bestaat niet.
Zou dit wat voor mij zijn?
Eigenlijk best wel heel eng om zo alleen te gaan, maar aan de andere kant ...'
Nog even blijft ze nadenkend staan en dan loopt ze weg om de spulletjes op te ruimen.
De tweede vrouw komt het podium op.
In haar hand heeft ze wat bladen, een krant en een kopje koffie.
Ze gooit de bladen op het tafeltje, en ook het kopje belandt ietwat hardhandig op hetzelfde tafeltje.
De koffie gaat er nog net niet overheen.
Ze ploft op de stoel en slaakt een hele diep zucht terwijl ze verveeld om zich heen kijkt.
‘Hebben jullie nog werk?’
Ze gooit de vraag de zaal in.
‘Nou, ik niet meer, ze hadden mij niet meer nodig.
Bah.
Ik had toch zo’n leuke baan, joh.
Leuke collega’s, leuke sfeer, gezellig.
En we deden ook best nog weleens iets leuks samen.
Lunchen, kopje koffie ..
Maar ja, dat was voor ze de boel gingen reorganiseren.
En u snapt het natuurlijk al, ik was degene die eruit moest en nu zit ik me hier thuis stierlijk te vervelen.
Iedereen werkt.
Al mijn vriendinnen hebben hun werk nog, behalve ik.
En het huishouden stelt ook niet zo veel voor.
Mijn man en ik zijn maar met z’n tweetjes, dus zoveel maken we niet vuil.
En wat heb ik hem nu nog te vertellen ’s avonds als hij thuiskomt.
Hoe ik de was heb gedaan of hoeveel overhemden ik heb gestreken?
Nou, interessant zeg!’
Ze zucht nog eens, pakt de krant en terwijl ze heem doorkijkt neemt ze een slokje van haar koffie.
‘Hm, een vrouwenochtend …
Thema: ‘Verwachten’.
Dat is lachen; verwachten.
Lieve help, wat heb ik nu nog te verwachten.
Een nieuwe baan?
Nou, dat zal er snel in zitten zeg, … maar niet heus.
Er staan er al zoveel op straat.’
‘
Ach,’ ze gooit de krant weer opzij,
‘eigenlijk is dit toch ook niets voor mij.
Alleen maar vrouwen …
Poeh hé.
Krijg je zeker ook al die verhalen over kinderen en luiers en hoe je het beste grasvlekken uit de kleren van je kids kunt krijgen.
Nee, echt niet, dat is niks voor mij.’
Toch pakt ze haar agenda …
‘Leeg …
Ja, natuurlijk is die leeg …
Ik heb eigenlijk ook niets te doen, zal ik dan toch …’
En ze loopt weg.
De derde vrouw komt met haar jas in de handen het podium op.
Ze gooit haar jas op de stoel en zegt:
‘Zo, die zijn weer op school.’
Ze zucht eens diep en kijkt een beetje rond.
‘Wat nu?
Ja, weet u, we zijn net verhuisd, ja, niet zomaar verhuisd, maar van het ene land naar het andere.
Ik kom namelijk uit Brazilië, maar dat had u misschien al wel gehoord.
Ik vind het best moeilijk.
Mijn man is een Nederlander en door hem spreek ik al wel een wat Nederlands maar toch …
Echt veel contacten heb ik hier nog niet.
Ik moet de taal nog beter leren, we moeten nog een eigen gemeente vinden en ..
Ach, eigenlijk mis ik gewoon iedereen zo verschrikkelijk …
Mijn familie, onze vrienden, mijn vriendinnen.’
Ze gaat aan het tafeltje achter de laptop zitten; legt haar hand op de laptop en kijkt een beetje verdrietig voor zich uit.
Ze slaakt een diepe zucht en schenkt zichzelf een kopje koffie in; neemt een slok en doet langzaam haar laptop open.
‘Eigenlijk zit ik veel te veel achter dit ding, maar wat moet ik anders?
Alles is zo nieuw.
Ik ken nog bijna niemand.
Ja, de kinderen heb ik net wel naar school gebracht, maar al die vrouwen daar kennen elkaar al en die kletsen met elkaar, daar durf ik me niet zo goed in te mengen.
En de kinderen hebben ook nog niet echt vriendjes of vriendinnetjes.
Hè, bah, wat mis ik iedereen.
O, mam, kon ik maar even naar je toe, kon ik maar even met jou kletsen …’
Ze veert overeind.
‘Eens kijken of ze alweer een mailtje heeft gestuurd.
En dan even op facebook kijken, misschien heeft iemand wel wat leuks gepost, of Fabiënne een nieuw recept, of …’
Nee, niets.
He, wat is dat?
Een mailtje van Willie Thomassen, dat is leuk.
‘Er is een Vrouwenochtend, thema ‘Verwachten’.
O, dat misschien is dat wel wat.
Andere vrouwen ontmoeten, nieuwe mensen leren kennen, en misschien, misschien …
Even omhoog kijkend.
‘O Heer, dank U wel, dit is misschien wel precies wat ik nodig heb.’
Haar gezicht leeft op, ze gaat staan en legt de bladen op het tafeltje recht en pakt haar jas van de stoel.
‘Wie weet, misschien is dit wel ook een gemeente waar we ons thuis zullen voelen.’
En met een blij gezicht loopt ze weg om haar jas op te hangen.
Met de liederen ‘Stille nacht, heilige nacht’ en ‘Kom, laten wij aanbidden’, keren we weer even terug naar het kind in de kribbe, die het tenslotte allemaal mogelijk maakte, dat wij met al onze noden naar God toe mogen gaan en onze hulp van Hem mogen verwachten.
In het gedicht dat volgt, komen alle aspecten van het verwachten, die deze avond centraal staan, voorbij.
Adam, Eva,
wat waren jullie verwachtingen
toen jullie leefden zo dicht
in Gods nabijheid.
Hadden jullie verwacht te zullen vallen
en verder te moeten gaan
in pijn en strijd?
Abraham,
toen God jou een zoon beloofde,
had je toen verwacht
dat je zo lang zou moeten wachten?
En toen God van je vroeg
je zoon te offeren,
wat, wat ging er toen
om in jouw gedachten?
En jij, David, man naar Gods hart.
Als jongen ben je tot koning gekroond,
maar pas na jaren van moeite en strijd
nam je plaats op de aan jouw beloofde troon.
Had je verwacht, toen je nog op de schapen paste
en zo dicht leefde in de tegenwoordigheid van de Heer,
dat je leven zo moeilijk en zwaar zou zijn;
vol ups en downs, bergen en dalen, lof en hoon?
En jij, Maria, begenadigde,
gezegende vrouw onder de vrouwen,
wat was jouw verwachting
toen je Gods Zoon ter wereld bracht?
Hij zou de wereld redden,
maar dat Hij daarvoor
aan een kruis moest sterven,
had je dat ooit verwacht?
En wij? Wat verwachten wij?
Of hebben we geen verwachtingen meer?
Zijn we zo teleurgesteld, in God en mensen,
dat we niet meer durven hopen, durven geloven
in de liefde van de Heer?
Zie toch naar de wolk van getuigen
die God ons heeft gegeven;
zie hoe Hij deed wat Hij had beloofd.
Zie hoe Hij dwars door alles heen
tot Zijn doel kwam met hun leven.
Zijn wegen zijn hoger dan onze wegen
en Zijn gedachten hoger dan die van ons.
Vertrouw daarom, ook als je Zijn wegen niet verstaat.
Hij is betrouwbaar en rechtvaardig,
liefdevol, genadig en trouw.
Hij is het, die op alle wegen met ons gaat.
Laat Zijn kracht jouw sterkte zijn;
laat Zijn liefde en vrede
dagelijks je hart doorstromen.
En zie daarbij uit naar de dag
dat Jezus weer terug zal komen.
Dan genieten we tot aan de pauze van twee prachtige kerstliederen gezongen door Peter Lengams.
O, Holy night’ en ‘Face to face’.
Het is tijd voor de pauze en iedereen kan even de benen strekken.
In de hal is een uitgebreide tafel met allemaal producten uit Israël, en ook Marianne Glashouwer, onze spreekster van vanavond, had wat boeken meegenomen.
Onder het genot van een lekkere drankjes en allerlei verschillende hapjes kon men zo even rondkijken en gezellig kletsen.
De tijd gaat echter snel, en al gauw is het tijd om verder te gaan met de 2e helft van het programma.
Na het doorgeven van de opbrengst van de collecte, sprak Marianne Glashouwer over het
‘Chanoekafeest’, het feest van het licht.
Ze vertelde over het ontstaan van het feest en legde de link naar ons kerstfeest, wat ook een feest van het licht is, omdat de Here Jezus is geboren en Hij het Licht van de wereld is.
(Johannes 8:12)
In haar woord klonk opnieuw de boodschap door van hoop en verwachting, van uitzien naar wat komen gaat.
En ook, dat we in deze hoop niet beschaamd zullen worden.
De dag komt dat God onze tranen zal drogen; er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen verdriet, geen geween, geen moeite.
Daar mogen we naar uitzien.
Dat mogen we verwachten.
Als antwoord zongen we:
Jezus leeft in eeuwigheid,
zijn Shalom wordt werkelijkheid.
Alle dingen maakt Hij nieuw.
Hij is de Heer van mijn leven.
(Opwekking 71)
Vervolgens nam Peter ons hart mee in de hoopvolle verwachting die wij als Zijn kinderen mogen hebben met het lied ‘Er komt een dag’.
Dan komen de vrouwen terug.
Eén voor één worden ze welkom geheten door de gastvrouw van de vrouwenochtend en ze nemen alle drie plaats aan hetzelfde tafeltje.
Ze schenken een kopje koffie in en pakken er een koekje bij.
Een beetje onwennig zitten ze bij elkaar.
Ze glimlachen een beetje naar elkaar en slaken af en toe een lichte zucht terwijl ze rondkijken.
Je ziet ze denken: wat doe ik hier eigenlijk?
De één neemt een slokje van haar koffie, de ander neemt een hap van haar koekje en ineens klinken er twee stemmen tegelijk:
‘Bent u hier al eerder geweest?’
Ze schieten beiden in de lach.
‘U eerst,’ zegt de ene vrouw tegen de andere.
‘Ik ben hier voor het eerst,’ zegt de vrouw.
Ik ben namelijk werkeloos.
Na vijf jaar trouwe dienst hebben ze me op straat gezet en ik zag deze advertentie en had toch niets beters te d…, eh, niets te doen.
Echt verwachtingen heb ik niet maar, maar ja, je weet maar nooit, hè.
En u?’
‘O, zeg maar jij hoor.
Ik kom hier niet vandaan; ik kom uit Brazilië.
Daar hebben we nog een tijdje gewoond, maar voor het werk van mijn man moesten we toen naar Nederland.
Ik woon hier dus nog niet zo lang en ken eigenlijk niemand.
En ik zag net als jullie de advertentie en dacht; misschien …
De vrouw kijkt naar da andere kant van de tafel, waar nog een vrouw zit.
‘En u?’, vraagt ze.
‘Tja, voor mij is het weer heel anders, hoor.
Ik ben mijn hele leven moeder en huisvrouw geweest en nu zijn mijn kinderen allemaal de deur uit; de laatste hebben we net vorig weekend verhuisd en eigenlijk loop ik een beetje met mijn ziel onder de arm.
Ik heb nooit gewerkt, tenminste, ja, voor ik ging trouwen natuurlijk wel, maar daarna nooit meer; buitenshuis hè,, bedoel ik.
En nu, nu weet ik eigenlijk niet zo goed wat ik moet.
Mijn kinderen wonen ver weg …’
De vrouwen kijken elkaar aan en dan zegt één van de vrouwen:
‘God heeft hier vast een bedoeling mee.
Eigenlijk kun je wel zeggen, dat we allemaal met een bepaalde verwachting hier naar toe gekomen zijn en moet je nu eens kijken.’
‘Het thema vanmorgen is ‘Verwachten’, maar volgens mij heeft God al een beetje laten zien wat er kan gebeuren als we het van Hem verwachten.
Laat we na deze ochtend met elkaar in contact blijven!
Verwachten.
De geboorte van de Messias.
Zijn hulp, leiding, trouw, liefde en zorg terwijl wij hier nog op aarde leven.
De wederkomst van de Here Jezus.
Bij de één zal het uitzien, het verwachten van de wederkomst van de Here Jezus meer leven dan bij de ander, maar bij het kleine meisje, dat inmiddels een oudere dame is geworden, leefde deze verwachting duidelijk in hoge mate.
Sipke vertelt:
‘Ik was nog een klein meisje en zat op school.
De lampen waren aan, want het was vrij donker door het slechte weer.
Buiten waren donkere wolken, maar opeens was daar een kleine opening in de bewolking en een heldere, schitterende lichtstraal scheen door deze opening.
Het kleine meisje pakte haar spulletjes bij elkaar en legde het netjes haar tafeltje en ging vervolgens met haar armen over elkaar zitten wachten.
De juf begrijpt er niets van; ‘waarom ga je niet verder, meisje?’ vraagt ze.
‘Maar juf,’ was haar antwoord, ‘als de Here Jezus terugkomt, dan moet je toch klaar staan.’
Met de plotselinge lichtstraal door de donkere lucht, dacht Sipke als klein meisje dat de Here Jezus eraan kwam.
Nu ze oud is, weet zich niet meer te herinneren of ze teleurgesteld was dat het niet zo was, maar ze verwachtte Hem toen en ze verwacht Hem nu nog steeds.
‘Kom en ontsteek in ons een machtig vuur,
dat zal branden tot het laatste uur.
Zie, hoe uw schepping U verwacht;
maak ons gereed voor uw komst in de nacht.
Laat ons een volk zijn, dat U vreest,
vol van uw liefde, die wonden geneest.
Maak ons een leger, sterk in de strijd,
dat als een eenheid uw komst voorbereidt.
Kom, Jezus, kom wij verwachten U
Kom, Jezus, kom.
Kom, Jezus, kom wij verwachten U
Kom, Jezus, kom.
KOM, JEZUS, KOM!
Deze woorden zongen we aansluitend aan haar getuigenis; is het ook werkelijk het lied van ons hart?
Verwachten wij Hem ook?
Het einde van het programma naderde.
Met een gouden en een rode vlag getuige Inge al vlaggend van wie Jezus is op het lied ‘Mijn Jezus, mijn Redder’.
(Opwekking 461)
Ja, zonder Hem zouden we geen vooruitzicht hebben, geen hoop, geen verwachting.
Na het afsluitend gebed en een woord van dank aan een ieder die heeft meegewerkt, zingen we staande Hem de eer toe met het lied ‘Ere zij God’.
Nog een laatste zegenbede klinkt:
Dat Zijn Licht mag schijnen
in je huis en in je hart.
Dat Zijn vrede neer mag dalen
in vreugde en in smart.
Dat Zijn Hoop je vooruitzicht mag zijn
in toekomst die wacht.
Dat Zijn Liefde mag zijn
je Bron van kracht.
En de zaal loopt langzaam weer leeg …
O, dat toch hoop en verwachting door deze avond (weer) mag zijn aangewakkerd.
Hoop op de toekomst die ons wacht, en Zijn hulp voor onderweg daar naar toe.
In Jezus ‘Naam.
In Jezus ‘naam.
Aan wie overwint, zal Ik van het verborgen manna te eten geven, en Ik zal hem een witte steen geven met op die steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan wie hem ontvangt.
Openbaring 2:17
(Eén van de teksten die op de presentjes stond)
Foto's: Evelien van Kempen