vrijdag 27 maart 2020

Opdat ik op U zou(zal) vertrouwen ...

Ze ging weg zoals ze kwam … onverwacht.

Mijn huis is stil en leeg; het geluid van kleine kindervoeten is verstomd.
De box, het ledikantje, wat speelgoed en kleine vingerafdrukken op mijn ramen zijn de stille getuigen van haar aanwezigheid.
Acht maanden is ze bij ons geweest, acht maanden heb ik voor haar gezorgd, haar getroost, met haar gelachen en gehuild, gebroken en slapeloze nachten gehad, en nu is ze weer weg, precies zoals ze kwam, geheel onverwacht.

Was het afgelopen dinsdag exact 8 maanden plus 1 week dat er besloten werd dat zij tijdelijk bij haar ouders weg moest, afgelopen dinsdag ging het balletje door mijn verkoudheid, het Coronavirus en het feit dat mijn man en ik beiden tot de risicogroep behoren aan het rollen dat ze versneld weg moest.
Er lag een heel plan van aanpak klaar zodat het geleidelijk zou gaan en we allemaal konden wennen aan de nieuwe situatie, maar de omstandigheden veranderden, werden onzeker en er was geen andere keuze dan deze.
Gister heb ik al haar spullen ingepakt, een laatste wasje van haar gedraaid en vanmorgen de laatste dingetjes.
En vandaag, precies acht maanden plus één week dat zij met haar moeder hier kwam -drie dagen eerder dan afgesproken met instanties vanwege escalatie thuis, heb ik haar weer teruggeven aan haar moeder en mag zij weer voor haar gaan zorgen.
Nee, mijn dochter is er nog niet; er is nog veel onverwerkt trauma en allerlei andere dingen waar ze mee heeft te dealen, maar ze is eindelijk op een veilige en goede plek waar ze beiden begeleid en geholpen worden.
En zo weet ik dat het goed is, vooral nu met het Coronavirus dat rondgaat, maar dit kleine meisje heeft een stukje van mijn hart meegenomen.

De zorg was immers soms zo intensief.
Was het eerst vanwege het trauma dat ze thuis had opgelopen en het spanningsveld tussen haar ouders,  kwam daar ook nog de absences bij die ze af en toe had; in het bijzonder die van een maandje geleden, toen ze er ineens drie op één dag had en ze van haar neuroloog, die we toen maar geraadpleegd hebben, dagelijks aan de medicijnen moest.
Medicijnen, die zulke afschuwelijke bijwerkingen hadden dat het arme kind zichzelf letterlijk helemaal voorbij liep en ook zichzelf pijn ging doen, omdat ze zich geen raad wist met wat er met haar gebeurde.
Nu gelukkig andere medicijnen, en tot nu toe, met de lage dosering waar we mee begonnen zijn, zonder bijwerkingen.

De zorg voor haar was echter minder erg dan alles erom heen.
Ik heb nooit stilgestaan bij wat er allemaal bij zou komen kijken met het op me nemen van de zorg voor dit lieve kleine meisje.
Alle instanties, de vele overleggen en telefonische gesprekken; formulieren die ingevuld moesten worden enz. enz.
De verplichte wekelijkse bezoekregelingen voor haar moeder en vader; eerst nog samen en later apart.
De verplichte wekelijkse videobel-afspraken.
Het op de hoogte houden van beide ouders als ze weer een absence had gehad, of koorts kreeg.
Het hanenwaken ’s nachts, omdat er bij koorts een vergrote kans was op een grote aanval.
De extra verantwoording omdat het niet mijn eigen kind was.
En dit jaar kwam ik er ook nog eens echt helemaal alleen voor te staan toen mijn man ernstig ziek werd en zelfs uiteindelijk opgenomen werd in het ziekenhuis met een dubbele longontsteking.
Hoe moeilijk was het niet hem alleen achter te moeten laten op de Spoedeisende hulp van het ziekenhuis.
Hoe moeilijk was het niet dat ik niet iedere dag op bezoek kon, en dat de bezoekjes die ik kon doen, kort waren, want ja, een tweejarige peuter heeft niet veel rust en geduld.
Hoeveel moeilijker werd het niet, toen ook de slokdarmkanker bij mijn moeder terugkwam, en wel in zo’n danig tempo groeide, dat we nog net zaterdags haar vierentachtigste verjaardag konden vieren met allen die haar zo dierbaar zijn, om de dinsdag opgenomen te worden in de hospice.
Hoe zwaar was het niet om daar niet zo maar heen te kunnen, want ik had de zorg voor een klein meisje, en die kon ik daar niet mee naar toe nemen.

Samen
10-03-2020

Samen huilen
om het afscheid
dat ophanden is.
Samen verdriet
om de pijn van het
naderend gemis.

Samen verdriet;
elkaar loslaten
doet zo’n pijn.
Samen huilen;
maar ook lachen nu
we nog samen zijn.

Samen verheugd,
want we zien
elkaar weer.
Samen huilen,
want nu doet alles
even zo zeer.

Samen huilen,
we zijn immers
zover van elkaar.
Samen verdriet;
gevoelens buitelen
door elkaar.

Samen verdriet,
maar geborgen
in Zijn hand.
Samen verheugd,
omdat we beiden
op weg zijn naar
ons Vaderland.

Lieve moesje,
nog even en dan is uw leven hier voorbij;
dan heet de Heere u welkom in Zijn huis.
Nu nog afscheid nemen, langzaam loslaten, 
overgeven aan Hem; Hij brengt u veilig thuis.


Hoe dubbel nu, de pijn omdat onze kleindochter weer weg is, als ook de blijdschap omdat ze nu weer is op de plek waar ze hoort, bij haar moeder; de pijn van de leegte die ze achterlaat, als ook de blijdschap om nu weer naar mijn moeder te kunnen wanneer ik maar wil (met de beperking van wat Coronaregels).
Wat liggen vreugde en verdriet, blijdschap en pijn toch dicht bij elkaar …


Ik heb dit jaar al heel wat tranen vergoten, en wat heb ik het uitgeroepen naar de hemel.
Zoveel vragen, zo weinig begrijpen, zoveel pijn en verdriet, zo weinig vreugde en blijdschap,
zovele beproevingen, zo weinig zichtbare zegeningen.
Hoelang nog, Heere?
Houd het dan nooit op?
Is het nog niet genoeg?
Hoeveel denkt U wel niet dat ik aankan?
Heere, ik kan NIET meer!!!
Het is teveel!!!
Het is teveel …


Niet boven vermogen beproefd worden …

… dat wij het uitermate zwaar te verduren hebben gekregen, boven ons vermogen, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten. Ja, wij hadden voor ons eigen besef het doodvonnis zelf al ontvangen, …
(1 Kor. 13:10; 2 Kor. 1:8,9)

Op de één of andere manier (ik weet gewoon niet meer hoe 😊) kwamen deze verzen in mijn gedachten, en was daar het weten dat daar ergens het antwoord lag waardoor ik verder zou kunnen.
Het hele proces doet er niet meer toe, behalve daar waar ik uitkwam, namelijk bij de woorden ‘opdat wij niet op onszelf zouden vertrouwen, maar op God, …’.
Sinds die dag word ik vergezeld door de woorden ‘opdat je op Mij zou vertrouwen’, want daar komt het op neer.
En hoe moeilijk het soms ook werd, steeds weerklonken deze woorden.
Mijn tranen vloeiden soms rijkelijk, maar gek genoeg vond ik troost in die woorden ‘opdat je op Mij zou vertrouwen’.
Het betekende (en betekent) dat Hij erbij was en is; hoe moeilijk en zwaar mijn wegen ook zijn, Hij is erbij en Hij verlangt ernaar dat ik Hem vertrouwt.
Dat wat er ook gebeurt op de één of andere manier iets goeds zou uitwerken, en mijn vertrouwen in Hem zou groeien.
Zelfs toen ik verkouden werd en twee weken niet meer bij mijn moeder op bezoek kon.
Ik vreesde soms dat ik haar nooit meer levend zou zien.
Maar ook in dit verdriet, in deze pijn was Hij.
Ook dan klonken de woorden ‘opdat je op Mij leert vertrouwen’, en mijn willen leren, mijn willen dat Hij mij zou veranderen, gaf vreugde te midden van alle pijn en verdriet; legde een loflied in mijn mond -ook al was mijn stem krakkemikkig doordat hij bijna weg was.

Groot is Uw trouw, o Heer; mijn God, en Vader.

Gij geeft ons vrede, vergeving van zonden,
En uw nabijheid, die sterkt en die leidt:
Kracht voor vandaag,
Blijde hoop voor de toekomst.
Gij geeft het leven tot in eeuwigheid.


Groot is Uw trouw, o Heer
25-03-2020

Lieve moesje,
hoe zwaar valt het me soms 
om niet even bij u te kunnen zijn.
Toch is daar ook die diepe rust en vrede
te midden van alle verdriet en pijn

Wat zou ik u graag nog even knuffelen,
omarmen; ja, nog even zien.
Maar ik weet niet of dat moment nog komt,
doch ik vertrouw op de God Die ik dien.

Misschien ben ik er niet bij 
als u de laatste adem uitblaast.
Die gedachte is soms als een storm
die ruw en onbeheerst raast.

Dan word ik overspoeld door emoties
en mijn tranen stromen en stromen.
Maar door dit alles zie ik ook Zijn hand,
die mij nodigt dicht bij Hem te komen.

Dan leg ik mijn hand in die van Hem
en kijk Hem vol verdriet aan.
‘Opdat je op Mij leert vertrouwen’ klinkt zacht,
‘maar weet dat Ik heel de weg naast je zal gaan.’

‘Opdat je op Mij leert vertrouwen …’
Ik buig mijn hoofd, en geef mij over aan Hem.
Ondanks alles versterken Zijn woorden mij,
en dus ik luister naar Zijn liefdevolle stem.

Ik weet mij geborgen en geliefd,
en vreugde vindt haar weg in mijn hart.
Mijn ziel zingt: Groot is Uw trouw, o Heer;
ja, ook in mijn grootste en diepste smart.


Morgen kan ik toch weer naar haar toe; oftewel ik mag van de hospice komen.
Mijn hoest is nog wel niet helemaal weg, maar mijn licht astmatische gestel zorgt ervoor dat het altijd wat langer duurt voor het weggesleten is.
Ik ben er zo blij om, en tegelijk huiver ik voor wat ik aan zal treffen.
Ze kan al zolang niets meer eten, leeft al zolang op een beetje water/suikerwater.
Maar het is fijn dat ik haar weer kan zien, hoewel ik ook heel blij en dankbaar voor iedere avond dat ik haar kon, en kan spreken aan de telefoon.

Groot is uw trouw, o Heer,
Groot is uw trouw, o Heer,
Iedere morgen aan mij weer betoond.
Al wat ik nodig had, hebt Gij gegeven.
Groot is uw trouw, o Heer,
Aan mij betoond.