Bedenk hoe groot en indrukwekkend de HEER is ... (93)
De Almachtige is aan onze zijde,
onze burcht is de God van Jacob.
Psalm 46:8,12
Soms gebeurt het dat een bepaald woord van God je ineens pakt en niet uit je gedachten gaat.
Steeds opnieuw komt het terug en het lijkt pas goed te zijn wanneer je er iets mee gedaan hebt.
Dat heb ik deze week met Psalm 46.
Afgelopen maandag las ik deze Psalm, maar had toen, en ook de dag erna, geen tijd om er iets mee te doen.
Vanmorgen kwam de Psalm opnieuw terug in mijn gedachten; ik las hem opnieuw en liet mijn gedachten er overgaan.
Pen en papier ligt steevast binnen handbereik, dus …
De afgelopen week gebeurden er weer enkele dingen in ons gezin, die een aanslag waren op mijn geduld, mijn zelfbeheersing en mijn energie, en dus ook op mijn innerlijke rust en vrede.
Het zijn van die dingen die, als je niet oppast, je het zicht op God zo kunnen ontnemen, waardoor die dingen je leven kunnen gaan beheersen, in plaats van wie God is, wat Hij doet, gedaan heeft.
Gister echter ging het aardig mis, en ik werd na een bepaald akkefietje, door mijn gevoelens en emoties meegesleurd; ik was even niet meer instaat om mezelf er tegen te verzetten.
Hoewel dit goede vruchten afwerpt voor mijn huishouden, ik ben gelijk een stuk verder met het opruimen en schoonmaken van mijn kasten etc., toch hield ik er een nare smaak aan over en wilde het gevoel van rust en vrede maar niet terugkrijgen.
Als ik dan vanmorgen in alle vroegte en stilte mijn dagboek gelezen heb en gebeden, komt opnieuw Psalm 46 terug in mijn gedachten.
En terwijl langzaam mijn ‘huis’ ontwaakt, vind ik mijn rust en vrede terug door deze Psalm.
Wees mijn dagboek mij vanmorgen op het reinigende bloed van de Here Jezus, Psalm 46 wijst mij op de geweldige God die ik aan mijn zijde mag weten en Die door alles wat er weer gebeurt(de) bedekt dreigde te worden.
‘God is ons een toevlucht, Hij geeft ons kracht. in de grootste nood heeft Hij geholpen …’
Dingen die in het verleden gebeurd zijn, komen terug op mijn netvlies, evenals de herinneringen aan de bijhorende pijn, het verdriet, de vergoten tranen.
Maar daar boven staat de onuitwisbare herinnering hoe Hij daar bij was en op het juiste moment steeds opnieuw hulp gaf.
O, in mijn ogen natuurlijk absoluut vaak niet op het juiste moment, maar achteraf …
Nooit zal ik vergeten (ik koester deze herinnering en houdt hem vast en levend) wat er gebeurde, toen ik in alle wanhoop, puur vanuit verstand en niet vanuit wat ik voelde, Zijn woord hardop ging uitbidden, ging proclameren.
De gedachte eraan doet mij opnieuw voelen en ervaren wat er gebeurde, maar wat ik niet anders met woorden kan weergeven, dan alles in mij veranderde.
Zijn kracht openbaarde zich in mijn zwakheid en zo werd Hij mijn toevlucht als nooit te voren.
(dit betekent niet dat ik het nu voor elkaar heb, hoor, maar wel dat ik weet wat ik eigenlijk moet doen; helaas ben ik soms nogal eigenwijs …)
Alleen al deze woorden en deze herinneringen brengen alles terug in de juiste positie.
Maar dan lees ik verder.
‘Daarom kennen wij geen angst, al beeft de aarde, al verzinken de bergen in de zee.
Laat het water maar bruisen en schuimen, laat de bergen maar beven onder de beukende golven …’
Slik, angst overheerst soms nog zo mijn leven …
Al beeft de aarde, al verzinken de bergen in de zee …
Met andere woorden, al gebeuren er angstaanjagende dingen, dingen die je leven op z’n kop zetten, alles onzeker maken, dan toch geen angst kennen, je leven niet laten regeren door angst, omdat je weet Wie je toevlucht is, Wie je kracht is, Wie je helpt in welke grote nood dan ook.
Laat het water maar bruisen en schuimen, laat de bergen maar beven onder de beukende golven …
Met andere woorden, laat maar komen wat komt, hoe heftig en ingrijpend dan ook, want Hij staat boven alles; Hij heeft eerder geholpen en zal het steeds opnieuw doen, want dat is Hij aan Zichzelf verplicht.
Hij kan niet anders, want Hij heeft het beloofd.
En zolang wij dicht bij hem blijven, Hem gehoorzaam zijn, ons hart op Hem richten, zal Hij bij ons zijn, blijven en helpen.
Zien op wat Hij doet, wat Hij kan, wie Hij is.
Hij heerst over de volken, Hij heerst over de aarde.
En deze Almachtige God is aan onze zijde; is aan mijn zijde.
Dit mag ik persoonlijk maken, naar mij toe halen.
Hij is aan mijn zijde!
Onze burcht is de God van Jacob.
Als ik denk aan een burcht, hoe dat eruit ziet, hoe sterk en stevig, beschermend …
Als ik denk aan Jacob, aan wat God allemaal niet voor hem heeft gedaan, er voor hem is geweest; hem vergeven heeft, geleid heeft, beschermd heeft, …
Met de woorden ‘Daarom kennen wij geen angst, al beeft de aarde, al verzinken de bergen in de zee. Laat het water maar bruisen en schuimen, laat de bergen maar beven onder de beukende golven’, komen opnieuw Paulus en Silas in mijn gedachten.
Ook zij, hun houding in die gevangenis, keren steeds maar weer terug.
Ja, zij zijn voor mij een voorbeeld, de belichaming, van deze woorden.
Zij kenden geen angst.
Ik denk, dat als ik ze er naar kon vragen ze tegen mij zouden zeggen: ‘Lieve kind, al beeft de aarde, al verzinken de bergen in de zee, het maakt niet uit, want onze God heeft de aarde en de zee gemaakt; Hij heerst over hen. Laat tocht het water maar bruisen en schuimen, laat die bergen maar beven onder die beukende golven, het maakt niet uit, want één woord van Hem, en zij zwijgen, één woord van Hem, en de golven gaan liggen.
Wees niet bang, lief kind van God, want Hij regeert!
Ik heb nog heel wat te leren en te overwinnen, maar ik verlang ernaar en strek me er naar uit.
En alles wat er in mijn leven gebeurt, zal daaraan meewerken.
Zodat ik ook kan zeggen met hen en de Psalmist:
‘Daarom kennen wij geen angst, …
De Almachtige is aan onze zijde,
onze burcht is de God van Jacob.’