maandag 15 juli 2024

Dwars door het vuur ...

(Oorspronkelijke titel Hoofdstuk: Bij de vurige ovens)

Gedichten (en enkele gedachten, samenvattende woorden en/of citaten) bij het boekje >> 'Liefde tot het einde' van Susannah Spurgeon.

Hoofdstuk 17








Numeri 31:23

‘Alle ding dat het vuur lijdt, zult gij door het vuur laten doorgaan, dat het rein worde.’
SV

‘… elk ding dat vuurvast is, moet u door het vuur laten gaan, zodat het rein wordt, …’
HSV

‘Als wij Gods goud zijn,
moeten we doorlopend onderworpen worden
aan de loutering door het vuur.
Als Hij stelt dat wij zilver zijn,
dan moeten we telkens weer gereinigd worden,
opdat onze verontreiniging uitgezuiverd zal worden
en opdat alles wat echt en kostbaar is
in een nieuwe schittering zal stralen tot Zijn eer.’

Susannah Spurgeon

‘Geliefden, laat de hitte van de verdrukking onder u, die tot uw beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwam.’
1 Petrus 4:12

‘opdat de beproeving van uw geloof – die van groter waarde is dan die van goud, dat vergaat en door het vuur beproefd wordt – mag blijken te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, bij de openbaring van Jezus Christus.’
1 Petrus 1:7


Dwars door het vuur

Door mijn hoofd gaan de woorden,
dat Hij mij dwars door het vuur
rein maakt, en puur.
Dat ik mij uitstrek naar Jezus, naar
meer van Zijn Geest en heiligheid,
maar ben ik daar werkelijk toe bereid?

In mijn ziel is dat diepe verlangen
naar rein willen zijn en puur,
maar wil ik wel écht door dat vuur?
Alles in mij verlangt naar meer van Hem,
naar meer van Zijn Geest en heiligheid,
maar door het vuur is géén kleinigheid.

Het vuur dat mijn leven zuivert, doet pijn,
en in dit proces huil ik vaak menige traan.
Soms heb ik zelfs het gevoel dat ik bezwijk,
dat ik er volledig aan onderdoor zal gaan.

Opnieuw klinken er woorden in mijn hoofd:
‘Wees niet bang, Ik ben bij je
ook nu je door het vuur moet gaan.
Wees niet bang, want Ik ben je God en Heiland.
Het vuur zal je niet verbranden,
maar je straks rein voor Mij doen staan.’

Vrede daalt neer, en maakt mijn hart bereid.
‘Hier ben ik, Heer, ga gerust Uw gang.
Laat alles verdwijnen wat niet is tot Uw eer;
meer van U, minder van mij is al wat ik verlang.’

Het is inmiddels bijna 5 jaar geleden dat ik het gedichtje schreef bij dit hoofdstukje.
En hoewel ik er een aantal weken geleden al mee begonnen was om er een blogje van te maken, waren er opnieuw allerlei dingen die er tussen kwamen.
Maar vanmorgen kwam ik het opnieuw tegen en het lezen van het gedichtje zette mij weer even goed stil, om mij daarna in beweging te brengen. 
Nee, het gaat hier nog steeds niet echt lekker; er gebeurt nog van alles, en doordat ik zelf ook nog eens in de lappenmand zit, vind ik het op dit moment allemaal best moeilijk en zwaar.
En dan lees ik dit gedichtje, het hoofdstukje waaruit het komt, als ook wat ik geschreven heb in mijn Stille Tijdschrift.

Dwars door het vuur …
Wat zing ik deze woorden vaak makkelijk; het is ook wel een prachtige melodie om te zingen, en het is immers ook het verlangen van mijn hart.
Maar …, ik bedenk me vandaag dat ik met de moeilijkheden die er zijn en elkaar soms zo blijven opvolgen, er vaak maar weinig bij stilsta dat dit ook Gods reinigende, louterende vuur kan zijn.

‘dat het rein worde.’
Volmaakter.
Zuiverder.
Stralender.

Dwars door het vuur …
Ik lees wat ik schreef in mijn schrift:
🙏 
Heer, het vuur heb ik niet lief, ik vrees het soms (vaak), maar toch Heer, ga Uw gang, opdat alles wat niet tot Uw eer is, verdwijnen zal. 
- Amen - 

Een ‘enkel vuur’ om doorheen te gaan is vaak nog niet zo moeilijk, maar wat als de ene vuurstorm op de andere volgt?
Blijf ik dan ook staande in geloof, met vreugde, vrede, kracht, troost, hoop …?
‘De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.’

‘Het vlees mag er van tijd tot tijd voor terugschrikken om gezuiverd te worden, maar we hoeven niet bang te zijn, want het is niet gericht op onze ondergang.’
(eigen weergave van Susannah’s woorden)   

‘opdat de beproeving van uw geloof – die van groter waarde is dan die van goud, dat vergaat en door het vuur beproefd wordt – mag blijken te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, bij de openbaring van Jezus Christus.’
1 Petrus 1:7

Dwars door het vuur …
Heel wat gedachten buitelen door mijn hoofd terwijl ik met dit blogje bezig ben; te veel om te beschrijven.
Woorden van het lied ‘Maak mij rein voor U’ blijven maar terugkomen in mijn gedachten.
‘Dwars door het vuur …
Ik strek mijn uit …
Ja, ik besluit, Jezus, …
een dienstknecht te zijn van U, mijn Meester,
steeds tot Uw wil bereid.’

Steeds tot Uw wil bereid!
Ook in het vuur van beproeving, omdat het tot Zijn eer en glorie is.

‘Als Zijn beproefde goud tevoorschijn komt, zal dit bij Zijn verschijning bevonden worden tot lof en eer en heerlijkheid.’
Susannah Spurgeon

Dwars door het vuur!
Ziende op de liefde van Hem, Die ons gaf wat Hem het dierbaarst was om ons te redden.
Horende Zijn liefdevolle woorden: ‘Vrees niet, want Ik ben met u!’
Wetende: nooit langer dan nodig is.

Gelovend vertrouwen.
‘dat het rein worde.’
Volmaakter.
Zuiverder.
Stralender.



  Opwekking 427 - Maak mij rein voor U


‘En dit niet alleen, maar wij roemen ook in de verdrukkingen,
omdat wij weten dat de verdrukking volharding teweegbrengt,
en de volharding ondervinding en de ondervinding hoop.
En de hoop beschaamt niet,
omdat de liefde van God in onze harten uitgestort is
door de Heilige Geest, Die ons gegeven is.’

Romeinen 5:3-5

‘Acht het enkel vreugde, mijn broeders,
wanneer u in allerlei verzoekingen terechtkomt,
want u weet dat de beproeving van uw geloof volharding teweegbrengt.
Maar laat die volharding ook volledig mogen doorwerken,
opdat u volmaakt bent en geheel oprecht,
en in niets tekortschiet.’

Jakobus 1:2-4

maandag 27 mei 2024

De Pottenbakker

De pottenbakker kijkt tevreden naar de klei in zijn hand.
Goede klei, gehaald uit de beste en meest vruchtbare grond, en waarmee hij een prachtige vaas kan maken.
In zijn gedachten is het werkstuk al af.
Het moet niet alleen prachtig worden, een sierlijke pot die zal stralen met de schoonheid van zijn kunde, maar het moet tegelijkertijd nuttig zijn; een vaas met als doel het leven beter te maken.
En zo zet de pottenbakker zich neer aan zijn draaischijf en begint hij te werken.

De klei protesteert.
Die klei heeft een eigen wil en een idee wat voor vaas hij wil worden en al bij de eerste bewegingen van de krachtige vingers van de pottenbakker schreeuwt de klei het uit: Nee, nee, nee.
Dat gaat niet goed.
Je maakt me veel te dik… of te dun.
Ik ben bang dat je me vormt tot een saaie pot, maar dat wil ik niet.
Ik wil een kruik worden met een tuit waaruit heerlijke wijn geschonken kan worden zodat alle mensen blij met me zullen zijn op hun feesten en naar mij verlangen.

De pottenbakker stopt even met kneden en schudt zijn wijze hoofd en zegt dan geduldig: “Weet je het zeker?
Dan mag je het zelf proberen.
Die vrijheid heb Ik je gegeven.
De klei staat er verbaasd van, krabt zich op zijn smeuïge hoofd en zegt dan: “Eh… hoe moet dat precies?”
De pottenbakker haalt Zijn schouders op.
“Als je het Mij niet wilt laten doen, moet je het verder ook zelf uitzoeken, maar ik vrees dat je er dan een grote knoeiboel van maakt.
Je hebt de kennis en de wijsheid niet, maar als je Mij Mijn gang laat gaan beloof Ik je dat Ik iets van je zal maken waardoor je gelukkig wordt.
Durf je jezelf aan Mijn handen over te geven of doe je het toch liever zelf?”

Tersluiks kijkt de klei naar de donkere hoek in de werkkamer van de pottenbakker.
Een vervelende plaats is dat, want daar liggen een aantal vreemde, afstotelijke halfbakken potten.
Potten met gaten aan de onderkant, potten die helemaal geen potten zijn maar een verwarde opeenhoping van misbruikte klei, en er ligt er zelfs een soort vaas met een handvat dat aan de binnenkant zit in plaats van aan de buitenkant.
Waardeloos.
Onbruikbaar.
Terwijl ze gemaakt waren van de beste klei kan er niets anders mee gedaan worden dan ze op de afvalhoop gooien.
Opeens lijkt het hem toch niet zo’n goed idee om alles in eigen beheer te houden.
Die troep in de afvalhoek probeerde het ook zelf; die werkstukken weigerden zich over te geven aan de handen van de eeuwige kunstenaar.

Dan buigt de klei zich.
Hij is beschaamd.
“Meester, ik kan het zelf niet.
Vergeef het me.
Ik leg me in Uw handen.”
“Dat is goed,” antwoordt de pottenbakker en er verschijnt een stralende glimlach op Zijn verweerd gezicht.
Hij legt de klei precies in het midden van de pottenbakkersschijf en begint opnieuw.
Telkens weer zorgt hij ervoor dat zijn schepping precies in het midden blijft; in het centrum.
“Dat centrum,” zo zegt Hij tegen de klei terwijl Hij werkt, “… dat is Mijn Zoon, Jezus.
Als jij en Ik ervoor zorgen dat je precies in het centrum blijft staat er geen maat op tot waar Ik iets van je kan maken.”

En zo werkt de pottenbakker.
O, wat heeft Hij er een plezier in als Hij ziet hoe de vaas zich voor Zijn ogen begint te vormen en Hij zingt een vrolijk lied terwijl Hij aan het werk is.
Telkens weer voelt Hij met Zijn vakkundige handen of er nog kleine oneffenheden zijn, scheurtjes of kleine luchtbelletjes.
Die moeten grondig worden weggewerkt voordat zijn werkstuk in de oven verdwijnt.
Soms wordt de klei wat droog en dan sprenkelt Hij er wat nieuw water op.
Heel zuiver water uit een bak die naast Hem op de werkbank staat.
“Dat is het water van Mijn Woord,” legt Hij uit aan de klei die zich verlustigt in de handen van de kunstenaar.
En zo wordt het werk steeds mooier en kunstiger, precies volgens het plan van de pottenbakker.

En uiteindelijk is het werkstuk klaar.
Het duurde lang.
Een leven lang, maar het resultaat is om U tegen te zeggen.
Deze klei werd een prachtige vaas die straalt met de schoonheid van God.
Eigenlijk veel te mooi en te goed voor deze aarde.
"Dat was mijn plan,” zei de pottenbakker.
“Ik maakte je met het oog op de eeuwigheid.
Hier op aarde mag je nog even stralen, maar uiteindelijk gaat het om de eeuwigheid, waar Ik je ga gebruiken voor iets waar jij nu nog geen weet van hebt.”

Door: Koos Stenger
👉 Haardstee (voorheen ActiefOnline)
Met Toestemming

donderdag 9 mei 2024

Feit, Geloof en Ervaring ...

Een citaat om over na te denken en te onthouden voor ons dagelijks leven.

‘U kent waarschijnlijk het beeld van Feit, Geloof en ervaring, die eens samen op een muur liepen.
Feit liep stevig door, zonder rechts of links te gaan en zonder om te kijken.
Geloof volgde hem en alles ging goed, zolang hij Feit in het oog hield.
Maar zodra hij zich zorgen begon te maken over Ervaring en omkeek waar om te zien waar hij bleef, verloor hij zijn evenwicht en viel van de muur af.
En die arme Ervaring tuimelde ook naar beneden.’


Uit: Het Normale Christelijke Leven
Van: Watchman Nee




zondag 28 april 2024

Ontferm U!

Daar ik eigenlijk nog te moe was om te schrijven, ben ik maar weer even verder gegaan met het opruimen en ordenen van alles dat op mijn laptop staat; op de één of andere manier zit daar iets rustgevends in.
En zo gebeurt het, dat ik een opnieuw een opgeslagen ‘kladblokblaadje’ tegen kom met een gedichtje dat mijn binnenste ook dit keer weer in beroering brengt.
Ik zeg opnieuw, omdat ik dit ‘kladblokblaadje’ al vaker ben tegengekomen, maar gewoon niet meer weet of het nu van mijzelf was, of overgenomen, en ik kon het op de één of andere manier ook maar niet vinden.
Het voelt als van mij, en tegelijk ook weer niet, en dus ga ik dit keer eens goed op zoek in mijn documenten en Blogs of ik er ook maar ergens iets van kan terugvinden.
Het is niet eens veel later als ik het stukje vind waaruit dit gedicht komt.
Het blijkt te komen van mijn Blog 'In rust met U', waar ik n.a.v de kalender ‘Jouw dagmoment’ van Beth Moore, iedere week een stukje, gebed en gedicht schreef.
Het betreffende gedicht is van Week 24 - 2013 en gaat over depressie.
En ondanks dat ik niet van plan was te schrijven, brengt dit gedicht mij toch in beweging, daar uit mijn zoekwerk ook blijkt, dat ik het nooit op mijn gedichtensite geplaatst heb.
Daarbij is depressie iets dat de laatste jaren, in het bijzonder sinds de coronatijd, enorm is toegenomen.
En daar wij er in ons gezin vroeger ook mee te maken hebben gehad, raakt het mij nog steeds, want het is ingrijpend; het gaat diep, en doet heel veel met een mens, zowel met de persoon die het heeft, als degenen die ernaast staan; kortom, het beïnvloed het hele gezin.

Maar er is nog een andere reden dat ik iets meer uitweid met oog op dit gedicht, en dat komt door hetgeen ik vanmorgen hoorde met het kijken van een aflevering van een serie die ik keek.
Het is een aflevering waar het naast andere dingen over PTSS gaat.
Ik weet, het is maar een serie, maar er werd op een gegeven moment iets gezegd hierover, dat mij diep raakte, en ik zette de serie op pauze om snel pen en papier te pakken en het op te schrijven, want helaas hebben we ook hiermee in ons gezin te maken.
Van het gedicht, had ik toen nog geen weet.

Als ik dan het gedicht wat later tegenkom met het opruimen van mijn laptop, en vanuit mijn ooghoek het papiertje op mijn bureau zie liggen met het overgenomen citaat erop, kan ik niet anders dan in de pen klimmen om vast te leggen en door te geven wat ik heb gehoord en geschreven.
Biddend, dat het naast meer begrip, ook -al is het maar ietsje, Licht mag brengen in de duisternis van iemands leven.

Laat ik je eerst meenemen naar het citaat uit de serie.

‘Weet je wat het wreedste symptoom van PTSS is?
Het is een dief!
Het ontneemt ons het vermogen om het licht te zien.’

Van depressie weet ik dit; heb het zo van dichtbij gezien, en ergens zag ik het ook bij PTSS, maar met het vanmorgen zo ineens ziende te horen, dát kwam heel erg binnen.
Een dief!
Het ontneemt het vermogen om het licht te zien!
Licht, dat zo nodig is om te leven, om te kunnen functioneren, om ...
Hoe verschillend depressie en PTSS ook zijn, dit hebben ze wel gemeen.
En dat is ook hetgeen in het gedicht zo naar voren komt; de wereld waar licht (praktisch) ontbreekt, maar met de blik op wie God is, en de bede dat Hij erin komt bij eenieder die er mee te dealen heeft.

Al met al maakt me allemaal een beetje stil.
Aan de ene kant zou ik van alles willen schrijven, om op te beuren, om te troosten, om wat Licht te brengen, maar ik heb geen woorden om nog te schrijven; ik heb nauwelijks woorden om te bidden, zo ingrijpend zijn deze dingen.
Maar ik ervaar dat het ook niet hoeft; de woorden van het gedicht, hoewel al meer dan tien jaar oud, zeggen genoeg.


Ontferm U!

In de duistere, donkere wereld van depressie,
waar vaak geen enkel lichtstraaltje binnenkomt.
Waar kleuren langzaam vervagen
en in elkaar overlopen tot één mistige, grauwe nevel,
die hoop en moed het zicht ontneemt
en een lege leegte achterlaat,
waarin gevoelens van vreugde
verloren gaan.
Waar zinloosheid de regie overneemt;
het leven doelloos maakt,
en iedere dag tot een strijdtoneel,
zelfs tot op leven en dood.
Waar God niet meer kan worden gezien,
noch Zijn liefde, kracht en troost
kan worden gevoeld of ervaren
en waar elke smeekbede
voor niets lijkt te zijn gedaan.
De duistere, donkere wereld van depressie,
waar de ene noodkreet soms volgt op de andere.
Tot zelfs een stem verstomt
en slechts de dood uitkomst lijkt te bieden
aan de hopeloosheid
van het huidige bestaan.

O, God van Liefde,
God van Licht,
God van Kracht,
en God van Leven.
God van Troost,
God van Hoop,
God van Bevrijding,
en God van Genezing.

Ontferm U!
Ontferm U!
Ontferm U!
En wil uitkomst geven!

In Jezus’ Naam.

– Amen –


'Want Ú doet mijn lamp schijnen, HEERE;
mijn God doet mijn duisternis opklaren.'
Psalm 18:29 


'En toen zij Jericho uit gingen, volgde een grote menigte Hem.
En zie, twee blinden, die aan de weg zaten, riepen, toen zij hoorden dat Jezus voorbijging: Heere, Zoon van David, ontferm U over ons!
De menigte bestrafte hen, opdat zij zouden zwijgen; maar zij riepen des te meer: Ontferm U over ons, Heere, Zoon van David!
En Jezus stond stil, riep hen en zei: Wat wilt u dat Ik voor u doen zal?
Zij zeiden tegen Hem: Heere, dat onze ogen geopend worden.
En Jezus, Die innerlijk met ontferming bewogen was, raakte hun ogen aan; en meteen werden hun ogen ziende, en zij volgden Hem.'
Mattheüs 20:29-34

donderdag 4 april 2024

Ik wil zo graag jouw stem horen!

Maandagmiddag luisterde ik naar de 3e studie van Dato Steenhuis over Hooglied.
Een prachtige studie waarin hij veel mooie dingen zei, maar een paar dingen sprongen er echt uit en lieten mij gewoon niet los.
En dan is er maar één optie voor mij, namelijk alles wat indruk gemaakt heeft, alles wat in mijn gedachten rond blijft gaan, toevertrouwen aan het digitale papier.
Ik zeg er gelijk even bij dat ik me met mijn schrijven niet aan de volgorde houd van waarin hij het heeft gezegd; schrijversvrijheid noem ik het maar even 😊
Nieuwsgierig geworden?
Lees dan mee, en luister later ook eens de studies over Hooglied, waarvan ik aan het eind van dit blogje de link zal geven; ze zijn het luisteren zo waard!

Er was veel in deze studie wat tot mijn hart sprak, en wat nog steeds terugkomt in mijn gedachten, wat dat betreft, zou ik bijna geneigd zijn om een ‘uittreksel’ van deze studie te maken, maar daar mij daar de tijd toe ontbreekt, hou ik het bij wat mij het meest heeft geraakt, en waarvan ik denk dat het gehoord mag worden.
Het gaat om de dikgedrukte woorden in onderstaande tekst.

Schilderij: Christa Rosier

‘Mijn duif in de rotskloof, in de schuilhoek van de bergwand, laat mij uw gedaante zien, laat mij uw stem horen, want zoet is uw stem en uw gedaante is bekoorlijk.’
Hooglied 2:14

Wat voor de spreker zo belangrijk is, is het overbrengen, dat de Heere ernaar verlangt om onze stem te horen.
‘Daarom’, zegt hij, ‘hebben we stembanden gekregen.’
En dan komen we bij het eerste citaat.
Ik moet hierbij wel zeggen dat mijn dichtershart de woorden van Dato in het laatste zinnetje deed omdraaien.

‘We hebben geen stembanden gekregen
om te schreeuwen en om anderen te bezeren,
maar om Hem groot te maken, om Hem te eren!’

Laat Mij uw stem horen!
Wat doen we Hem ongelooflijk veel verdriet met onze stem, wat gebruiken we onze stemmen toch vaak verkeerd.
We schreeuwen om maar gehoord te worden, we schreeuwen om de ander te overstemmen, we schreeuwen als we ons gelijk willen halen.
We schreeuwen uit machteloosheid, of uit boosheid, of frustratie.
We schreeuwen uit …, ja, wij mensen kunnen er behoorlijk op los schreeuwen, de één misschien wat meer dan de ander, maar toch.
Maar om anderen te bezeren hoeven we niet alleen te schreeuwen; ik denk zelfs dat de meeste woorden die mensen bezeren niet uitgeschreeuwd worden, maar gewoon uitgesproken.

Van deze laatste woorden gaan mijn gedachten even een heel andere kant op, namelijk naar het onderwerp van mijn Stille Tijd deze dagen, namelijk gebed, en dan in het bijzonder het ‘verenigd’ gebed.
En terwijl ik er zo over aan het nadenken was, kwam de volgende gedachte in mij op.
Wat als we nu eens als gelovigen minder zouden discussiëren en redetwisten over de dingen waar we verschillend over denken, maar in plaats daarvan samen onze handen zouden vouwen om alles aan Hem te geven, steeds weer, en net zo lang als nodig is?
En als we Hem dan daarin ook de tijd en ruimte zouden geven om dat in onze harten uit te werken wat is tot Zijn glorie en eer?
En als we dan samen alles in gebed bij de Heer gebracht hebben en vervolgens onze stemmen gaan gebruiken om Zijn Naam groot te maken en Hem te eren, in plaats van doorgaan met discussiëren en redetwisten, zouden er dan niet veel minder scheuringen zijn, minder beschadigde mensen rondlopen, of misschien zelfs nog ín de kerk komen?
Zomaar wat gedachten die in mij opkwamen bij Dato’s citaat.

Laat Mij Uw stem horen!

‘We hebben geen stembanden gekregen
om te schreeuwen en om anderen te bezeren,

maar om Hem groot te maken, om Hem te eren!’

En ach, ook hier gaat het dan vaak weer fout, want de één wil het zus, en de ander zo; dit lied is wel goed, het andere niet; en het moet steeds groter en exclusiever, want de Heere verdient het mooiste, het beste.
En auwtsch … die zingt toch wel (heel) vals, die kan maar beter wat zachter zingen, of misschien …

Dhr. Steenhuis verteld met betrekking tot het laatste het volgende verhaaltje.
Het gaat over een groep monniken in een klooster die echt zeer erbarmelijk zongen.
Maar op een gegeven moment komt er een monnik bij, een zeer muzikaal man, en die hen heeft leren zingen.
Alle dingen hiervoor had hij meegebracht, alle technieken enz. bracht hij hen bij en het klonk schitterend!
Op een dag kwam er een engel op bezoek en die vroeg hen: ‘Zingen jullie nog wel eens? We horen jullie niet meer.’

Een verhaaltje om eens goed tot je door te laten dringen, en om de boodschap die erin ligt binnen te laten komen.
‘Zingen jullie nog wel?
We horen jullie niet meer …’

Ik wil zo graag je stem horen!
Ik wil je nog even meenemen naar het laatste citaat dat mijn hart zo raakte in het gedeelte van deze  studie.

‘Als de snaren van je hart gaan trillen voor Mij, dan komt er een heel stukje muziek uit, die precies spoort met Mijn gevoelens.’

Hoe bijzonder zijn deze woorden, en welk een bemoediging, ja, aanmoediging tot zingen ligt hierin, in het bijzonder misschien wel voor hen die zo van zingen houden en het misschien niet zo goed kunnen.
We hoeven geen conservatorium te hebben gedaan, zelfs geen zangles te hebben gevolgd, nee, zelfs geen toonvaste stem te hebben om te zingen van en voor onze Heer Jezus.
Want het hart dat vol liefde is voor Hem, dat trilt van verlangen naar Hem, om Hem te eren, te loven en te prijzen om wie Hij is, komt bij Hem binnen als de mooiste stem, simpelweg omdat dit hart zich op dezelfde golflengte bevindt als Jezus.

‘Zingen jullie nog wel eens? We horen jullie niet meer?
Och, die monniken mochten dan misschien eerst erbarmelijk slecht zingen, maar de hemel hoorde en genoot van hun gezang, want hun harten waren verenigd in Jezus.
Maar hoe mooier ze leerden zingen, hoe meer ze hun hart verloren, tot ze uiteindelijk alleen nog maar bezig waren met het zo mooi mogelijk zingen, in plaats van gericht te zijn op Degene voor hun lied was.

Als de snaren van je hart gaan trillen voor Hem, zing dan zoals je nog nooit eerder gezongen hebt
en maak je geen zorgen of het wel mooi genoeg is, zuiver of vast van toon, want een hart dat zingt uit liefde voor Hem, wordt één met dat van Hem.


👉 Serie - Studies uit het Bijbelboek Hooglied
      Dato Steenhuis
(Even iets naar beneden scrollen tot onder de studies van Bruidegom en Bruid)