vrijdag 29 mei 2020

Je bent nooit alleen!



Heer, 
Uw woord klinkt:
‘Ik zal u niet als wezen achterlaten;
Ik kom weer naar u toe.’

Mijn kind,
misschien voel je je
-vooral in deze tijd,
wel heel erg eenzaam
en alleen.
Ben je verstoken van 
bijna elk menselijk contact.
Misschien voel je je
nu wel als een wees
doordat je verstoken bent
van je familie;
je man, je vrouw,
je vader, je moeder,
je kind(eren),
je kleinkinderen.

Misschien voel je je
wel als een wees
nu je verstoken bent
van het samenkomen
in de kerk of gemeente.
En misschien heeft zelfs 
de eenzaamheid
en het verstoken zijn van ...
je berooft van het zicht op Mij
en op Mijn woord.

Maar nog steeds 
is daar Mijn woord,
Mijn belofte,
dat Ik je niet als wees
zal achterlaten,
en … 
dat Ik eens
weer terugkom!

Geloof ook in Mijn woorden,
als je in Mij gelooft!

Ik heb je beloofd
dat Ik altijd bij je
zal zijn, 
ja, tot aan de 
voleinding van de wereld.
Ik heb je beloofd 
dat Mijn Vader, en Ik
naar je toe zullen komen
en bij je in zullen wonen,
als je Mij liefhebt en je 
aan Mijn woorden houdt.
Ik heb je beloofd 
dat Mijn Vader je
een andere Trooster
te sturen, Eén, 
Die in je zal wonen,
en waardoor je nooit
alleen zult zijn;
Die je bij zal staan,
alles zal leren,
en alles in herinnering 
zal brengen
wat Ik heb gezegd. 

Vergeet toch niet dat je 
door Mij Zijn kind bent!
Dus al ben je verlaten
van alles en iedereen:
Ik verlaat jou nooit!
Jouw leven is met Mij
verborgen in God.


Naar: Johannes 14:15-28
(Ef.1:5; Kol. 3:3)

donderdag 21 mei 2020

Zegenende handen!

Een woord ter bemoediging. 
Door: Tjitske Meijer

'En Hij leidde hen  buiten tot aan Bethanië en Zijn handen  opheffende, zegende Hij ze.'
Lukas 24:50,51 | Num. 6:24-27
 
Zijn hemelvaart ging niet gepaard met trompetgeschal en met pracht en praal. 
Niet door een vurige wagen en vurige paarden. 
Geen engelen die Hem zouden vergezellen, maar Hij werd door God, Zijn Vader,  zelf opgenomen in de hemel. 
Voordat Jezus afscheid nam van Zijn discipelen sprak Hij Zijn zegen over hen uit met gezag. 
Geen holle woorden maar een zegen die van grote betekenis is en Zijn discipelen begrepen dit ook. Toen Jezus hen zegende zagen ze Zijn doorstoken handen en begrepen zij wat ‘Die Zegen’ Hem gekost heeft. 
Door het zien van Die doorstoken handen is op zichzelf al een zegen van vergeving en eeuwig leven!

Maar ook waren het Deze Handen, die het brood braken en dit uitdeelde aan omtrent vijfduizend mannen.  ( Marc.6:42-44)  
Het was diezelfde hand, die was uitgestrekt tot redding van Petrus, toen hij  in Galilea’s golven zonk! Het was diezelfde hand, die Thomas wilde zien, eer hij aan de opstanding wilde geloven. 
Het zijn Zijn zegenende handen, die hij uitstrekt en zegt: 'Kom tot Mij, als je vermoeid bent en gebukt gaat door allerlei angst en zorgen, Ik zal je rust geven en je zult rust vinden voor je ziel.' (Matt.11:28 vrije vertaling) 
Dit is een uitnodiging!

Het is diezelfde hand met haar diepe tekenen van liefde en genade, die vandaag aan de deur klopt om binnengelaten te worden.  
Hij spreidt, tot op vandaag de dag, Zijn doorstoken handen uit naar hen die deze zegen van vergeving en eeuwig leven willen ontvangen. 
Handen, die voor onze verzoening met God aan het kruis doorstoken werden.  

Hemelvaart is niet het einde, maar een begin van een nieuw leven. 
Het aardse werk van de Verlosser is volbracht. 
Wij zijn in de tegenwoordigheid van Eén Die zegt: 'Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde'; en wederom: 'Ik Ben met jullie al de dagen...'
Hij zegt niet: 'Ik was', nee, Hij zegt: 'Ik Ben met jullie al de dagen tot de voleindng der wereld. AMEN!'  (Matt.28:18,20 ) 
Het is Zijn belofte! 
Laten we dit ‘AMEN’ niet over het hoofd zien. 
Het is niet een monogram, slechts bedoeld als een slotwoord, een einde aan een boek. 
Het is Zijn AMEN waarin alle beloften JA en AMEN Zijn. 

Na droefheid komt vreugde, na regen komt zonneschijn. 
Na tegenslag komt er weer een tijd dat het beter wordt. 
Wees hierdoor bemoedigd

  

Tjitske Meijer
>> Het Beste Deel

zondag 17 mei 2020

Op die dag in de hemel ...

Het is een vrij rustige zondag.
Naast enkele telefoontjes van mijn dochter die er een beetje doorheen zit, is het stil.
Buiten schijnt de zon, en een zacht windje doet de blaadjes aan de bomen ritselen.
Maar in mij is het nog onrustig door alles wat er afgelopen week door mij heen gegaan is na het intens verdrietige bericht, van het verongelukken van iemand uit onze gemeente, dat we maandag ontvingen.
Onrustig, omdat het zovele herinneringen opriep, en daarmee ook zoveel losmaakte in mij; meer dan ik voor mogelijk had gehouden na zoveel jaar.
Flashbacks, waarin opnieuw de wanhoop en angst mijn ziel raakt.

Leek het me van te voren heel zwaar de sleutel van de flat van mijn moeder in te leveren, toch werd dit overschaduwt door dit nieuws dat ons vlak daarvoor bereikte.
Het overschaduwde ook het feit dat het woensdag de 13e mei de verjaardag van mijn broertje zou zijn geweest -50 jaar zou hij zijn geworden; als ook dat vrijdag de 15e mei, toen de begrafenis was, mijn vader jarig zou zijn geweest.

En toch, hoe onrustig deze week ook was, en het nog binnenin mij is, toch is daar dat lied dat we vrijdag zongen: ‘Op die dag in de hemel, wat een dag, wat een vreugde zal dat zijn. Dan zijn wij bij Jezus, en klinkt het overwinningslied!’
Kon ik de eerste nachten na dit nieuws slecht slapen, wakker gehouden door het nieuws en de herinneringen die het opriep, vanaf dat ik dit lied hoorde (mijn man en ik waren gevraagd om te spelen en te zingen met de afscheidsdienst) is dit lied in mijn hart en op mijn lippen.
Welk een troost ligt in dit lied, welk een vooruitzicht en vreugde! en langzaam worden de herinneringen, als ook de pijn en het verdriet van het afsluiten van de flat van mijn moeder, begraven onder de troost en vreugde die van dit lied uitgaan.
Wat hoop en bid ik, dat dit ook zo zal zijn voor de familie van; mijn hart en gebeden gaan naar hen uit.
Dat God hen zal blijven dragen, ook de komende tijd als de pijn en het verdriet van het gemis voelbaarder en tastbaarder wordt.

Sommige dingen, Heer, 
zullen we nooit begrijpen.
noch een antwoord krijgen
op het waarom.
En waar wij afscheid
moeten nemen,
klinkt tegelijk Uw stem:
Wees welkom!

Uw woord zei het ons al
dat we het in dit leven
zwaar te verduren 
zouden krijgen.
Maar soms is het zo
moeilijk en onbegrijpelijk,
dat ons niets anders rest
dan te zwijgen.

Toch is daar Uw troost,
Uw aanwezigheid,
ja, Uw nabijheid
in alle pijn.
En richt U onze blik
op dat we eens
allemaal bij U
zullen zijn.

Geen dood meer,
en geen tranen,
geen pijn meer 
zo ook geen verdriet.
En tot die tijd
mogen we weten
dat U er bent en
alles van ons ziet.


Op die dag in de hemel ...

dinsdag 12 mei 2020

Nooit weer ...


Het is stil in de auto als mijn man en ik terugrijden naar huis.
Af en toe glijden er tranen over mijn wangen terwijl het landschap aan mijn ogen voorbij trekt.
Nu is het echt voorbij; nooit weer, nooit weer…


Stilletjes en een ieder in eigen gedachten verzonken rijden we naar de flat van mijn moeder.
Nog één keer wil ik door de flat heen voor ik de sleutels achterlaat in haar brievenbus voor mijn broer, die ze ’s avonds mee zal nemen.
Dit is iets wat ik nog alleen wil doen, moet doen.
Maar mijn gevoelens zijn heel dubbel, daar we net voor we weggingen zeer droevig nieuws hebben ontvangen over iemand uit onze gemeente.

Aangekomen bij haar flat lopen we samen naar boven, en even later laat mijn man me alleen, zoals ik graag wil.
Nog even alleen, nog even alleen met mijn gedachten en herinneringen.

Nu de flat leeg is lijkt hij heel klein, gek is dat toch; met haar spullen erin leek het echt veel ruimer.
Langzaam loop ik door de paar kamers; elke kamer heeft zijn eigen herinneringen.
Het kleinste kamertje, waar ik altijd sliep met ons hondje als ik een nachtje bij mijn moeder bleef.
Haar slaapkamer, waar mijn vader opgebaard heeft gelegen, waar zij ook nog had horen te liggen maar door de corona niet mocht, en ik haar kleren heb opgevouwen en allemaal op het bed had gelegd alvorens ik ze inpakte om weg te doen.
De badkamer met de toilet, waar ik negen van de tien direct heen vloog als ik bij haar binnenkwam. 
De keuken, waar we zoveel koffie hebben ingeschonken, broodjes hebben gesmeerd, samen de vaat deden.
In de kamer blijf ik uiteindelijk voor het raam staan en kijk voor de laatste keer naar buiten.
Het is een vrij drukke weg die voor de flat ligt, maar eigenlijk zie ik niets meer; het ‘nooit weer’ vertroebelt mijn zicht.

Enkele tranen glijden stilletjes naar beneden. 
Ik zucht eens diep, veeg ze weg en loop langzaam naar de deur.
Voor de laatste keer draai ik de sleutel om en loop naar de lift.
Er is gelukkig niemand, niet bij de lift,  niet in de lift, en ook niemand beneden in de hal.
Ik loop naar de uitgang, dit maal de andere, want ik moet bij de brievenbus zijn.
Mijn blik valt nog op het glazen kastje in de hal waar berichten opgehangen kunnen worden; de rouwkaart weg is.
Voor de laatste keer druk ik op de knop en loop naar buiten naar de brievenbus.
Ik zoek haar nummer, doe de klep open en laat langzaam de envelop met de sleutels in de brievenbus glijden.


zondag 10 mei 2020

woensdag 6 mei 2020

De liefelijkheid van Gods wil

Gedichten (en enkele gedachten,samenvattende woorden en/of citaten) bij het boekje >> 'Liefde tot het einde' van Susannah Spurgeon.
Hoofdstuk 8.



‘Uw wil geschiede gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.’
Mattheüs 6:10

Susannah Spurgeon
‘Wanneer mijn ziel heen en weer geslingerd wordt op de ruwe golven van de bewogen zee van dit leven, en als ik dan het anker van de hoop maar kan uitwerpen in de diepten van Gods heilige wil, dan heeft het meteen houvast, en de winden en de golven worden bestraft.’

Dit zijn de woorden waarmee Susannah dit hoofdstukje begint, en ze vervolgt met een dankwoord naar de Vader waarin ze Hem dankt dat Hij Zijn wil zo kostbaar voor haar heeft gemaakt.
Nee, niet zomaar van zelf, maar in het midden van een heel donkere en verdrietige periode heeft de Heer het mogelijk gemaakt dat zij dit kan zeggen: ‘Hij heeft alles wel gemaakt.’
En ook later als alles rustiger is, kan zij dit nog steeds zeggen.

En wij?
Kunnen wij dit ook zeggen ondanks, of te midden van moeilijke of verdrietige omstandigheden?
Kunnen wij met haar zeggen: ‘Uw wil geschiede’, als geliefden ons ontvallen?
Kunnen wij troost vinden in de wetenschap dat zij op de beste plaats zijn?
Kunnen we zo rusten in de wil van God, in de volle overtuiging dat wat onze hemelse Vader ook doet, dit het beste voor ons is en getuigt van Zijn liefde?

'Uw wil geschiede’, woorden die de Heere Jezus ons leerde in de Hof van Gethsémané.

‘Het doen van Gods wil – en dat van harte – moet op z’n minst de weerspiegeling , de afdruk zijn van de volmaakte gehoorzaamheid van de heiligen in de heerlijkheid. O, om zo te beginnen aan het dienen in de hemel, terwijl we nog op aarde zijn! Om hier te oefenen, en dáár vervolmaakt te worden!'

Bereiden wij – onze ziel, ons zo voor op ons burgerschap in de hemel?
Een indringende vraag die door dit hoofdstukje, in een moeilijke, onzekere tijd, naar ons toekomt.


Uw wil geschiede ...

Als ik mijn hoofd buig
en zeg: ’Uw wil geschiede’,
dan betekent dit niet
dat ik maar lijdzaam toekijk
en alles gelaten onderga,
maar dat ik ‘mijn anker uitwerp
in de diepten van Gods heilige wil’
en daar mijn houvast en rust vind;
ja, mijn kracht zodat ik mij
met Zijn hulp door alles heen sla.

Als ik mijn hoofd buig
en zeg: ‘Uw wil geschiede’,
dan richt ik mij op
en aanvaard wat Hij geeft
om mij te vormen naar Zijn wil.
Hem wil ik immers dienen;
heilig worden, ja, zijn als Hij.
En wetende dat Hij altijd het beste
voor mij voor ogen heeft,
aanvaard ik gehoorzaam en stil.