De pottenbakker kijkt tevreden naar de klei in zijn hand.
Goede klei, gehaald uit de beste en meest vruchtbare grond, en waarmee hij een prachtige vaas kan maken.
In zijn gedachten is het werkstuk al af.
Het moet niet alleen prachtig worden, een sierlijke pot die zal stralen met de schoonheid van zijn kunde, maar het moet tegelijkertijd nuttig zijn; een vaas met als doel het leven beter te maken.
En zo zet de pottenbakker zich neer aan zijn draaischijf en begint hij te werken.
De klei protesteert.
Die klei heeft een eigen wil en een idee wat voor vaas hij wil worden en al bij de eerste bewegingen van de krachtige vingers van de pottenbakker schreeuwt de klei het uit: Nee, nee, nee.
Dat gaat niet goed.
Je maakt me veel te dik… of te dun.
Ik ben bang dat je me vormt tot een saaie pot, maar dat wil ik niet.
Ik wil een kruik worden met een tuit waaruit heerlijke wijn geschonken kan worden zodat alle mensen blij met me zullen zijn op hun feesten en naar mij verlangen.
De pottenbakker stopt even met kneden en schudt zijn wijze hoofd en zegt dan geduldig: “Weet je het zeker?
Dan mag je het zelf proberen.
Die vrijheid heb Ik je gegeven.
De klei staat er verbaasd van, krabt zich op zijn smeuïge hoofd en zegt dan: “Eh… hoe moet dat precies?”
De pottenbakker haalt Zijn schouders op.
“Als je het Mij niet wilt laten doen, moet je het verder ook zelf uitzoeken, maar ik vrees dat je er dan een grote knoeiboel van maakt.
Je hebt de kennis en de wijsheid niet, maar als je Mij Mijn gang laat gaan beloof Ik je dat Ik iets van je zal maken waardoor je gelukkig wordt.
Durf je jezelf aan Mijn handen over te geven of doe je het toch liever zelf?”
Tersluiks kijkt de klei naar de donkere hoek in de werkkamer van de pottenbakker.
Een vervelende plaats is dat, want daar liggen een aantal vreemde, afstotelijke halfbakken potten.
Potten met gaten aan de onderkant, potten die helemaal geen potten zijn maar een verwarde opeenhoping van misbruikte klei, en er ligt er zelfs een soort vaas met een handvat dat aan de binnenkant zit in plaats van aan de buitenkant.
Waardeloos.
Onbruikbaar.
Terwijl ze gemaakt waren van de beste klei kan er niets anders mee gedaan worden dan ze op de afvalhoop gooien.
Opeens lijkt het hem toch niet zo’n goed idee om alles in eigen beheer te houden.
Die troep in de afvalhoek probeerde het ook zelf; die werkstukken weigerden zich over te geven aan de handen van de eeuwige kunstenaar.
Dan buigt de klei zich.
Hij is beschaamd.
“Meester, ik kan het zelf niet.
Vergeef het me.
Ik leg me in Uw handen.”
“Dat is goed,” antwoordt de pottenbakker en er verschijnt een stralende glimlach op Zijn verweerd gezicht.
Hij legt de klei precies in het midden van de pottenbakkersschijf en begint opnieuw.
Telkens weer zorgt hij ervoor dat zijn schepping precies in het midden blijft; in het centrum.
“Dat centrum,” zo zegt Hij tegen de klei terwijl Hij werkt, “… dat is Mijn Zoon, Jezus.
Als jij en Ik ervoor zorgen dat je precies in het centrum blijft staat er geen maat op tot waar Ik iets van je kan maken.”
En zo werkt de pottenbakker.
O, wat heeft Hij er een plezier in als Hij ziet hoe de vaas zich voor Zijn ogen begint te vormen en Hij zingt een vrolijk lied terwijl Hij aan het werk is.
Telkens weer voelt Hij met Zijn vakkundige handen of er nog kleine oneffenheden zijn, scheurtjes of kleine luchtbelletjes.
Die moeten grondig worden weggewerkt voordat zijn werkstuk in de oven verdwijnt.
Soms wordt de klei wat droog en dan sprenkelt Hij er wat nieuw water op.
Heel zuiver water uit een bak die naast Hem op de werkbank staat.
“Dat is het water van Mijn Woord,” legt Hij uit aan de klei die zich verlustigt in de handen van de kunstenaar.
En zo wordt het werk steeds mooier en kunstiger, precies volgens het plan van de pottenbakker.
En uiteindelijk is het werkstuk klaar.
Het duurde lang.
Een leven lang, maar het resultaat is om U tegen te zeggen.
Deze klei werd een prachtige vaas die straalt met de schoonheid van God.
Eigenlijk veel te mooi en te goed voor deze aarde.
"Dat was mijn plan,” zei de pottenbakker.
“Ik maakte je met het oog op de eeuwigheid.
Hier op aarde mag je nog even stralen, maar uiteindelijk gaat het om de eeuwigheid, waar Ik je ga gebruiken voor iets waar jij nu nog geen weet van hebt.”
Door: Koos Stenger
👉 Haardstee (voorheen ActiefOnline)
Met Toestemming