Gedachten bij Hoofdstuk 2 van
het boekje ‘Pluspunt’ van Tineke Tuinder -Krause.
Een schrijfboek over aantrekkelijk ouder worden.
Het is alweer een hele tijd geleden dat ik geschreven heb nav. dit boekje, maar ook hier wil ik de draad weer oppakken.
(Focus 😊)
‘Ouderdom is geen gevangenis, maar een balkon van waaruit men op het leven kijkt.’
Darco Juresic
Afgelopen week reden mijn man en ik ’s avonds terug naar huis, en hoe we erop kwamen weet ik niet meer, maar ik weet nog wel dat ik tegen hem zei, dat ik blij was dat ik ouder was, en ik meen het ook echt.
Ook mijn man ervoer het precies zo; het is goed om ouder te zijn.
De tropenjaren die we hebben gehad, zullen daar ongetwijfeld ook mee te maken hebben, maar ook het feit dat ik gewoon blij ben met wie ik nu ben, blij met de plaats waar ik mag staan, blij met alles wat ik heb geleerd in de jaren die achter me liggen en blij met alles wat ik nog mag gaan leren.
En boven alles intens blij en dankbaar met wat ik in al die jaren heb geleerd en gezien van Hem, van wie Hij is en wie Hij wilt zijn.
Zijn liefde, Zijn goedheid, Zijn trouw, ja, dwars door alles heen.
Als alles voorspoedig zou zijn gegaan, zou ik nooit zoveel hebben geleerd. of van Hem hebben gezien.
En alles bij elkaar is het nog maar een schijntje van wat er werkelijk te leren en te zien valt, maar al wel zoveel, dat ik er daardoor wel voor een ander kan zijn.
En dat is eigenlijk ook hetgeen waar het in het tweede hoofdstuk van het boekje ‘Pluspunt’ om gaat.
De titel van Hoofdstuk 2 is ‘Jong van hart’ en het gaat over het niet meer achttien willen zijn, maar zich nog wel steeds jong van hart voelen.
Een lijf hebben dat ouder wordt, en een ziel die door het leven en alles wat er bij hoort, is gevormd en soms misvormd, maar waar wel een jong hart in huist.
Het belang van de levenswijsheid die met de jaren is gekomen, en waar jonge mensen wel behoefte aan hebben.
Oftewel: jong van hart zijn en blijven, maar met de wijsheid van je grijsheid.
De vragen die naar me toekomen zijn hoe ik naar de jongen mensen om me heen kijk, of ik nog iets voor ze denk te kunnen betekenen en of het helpt om terug te denken aan mijn eigen jeugd.
Jong van hart …
Ik vraag me af of ik ooit wel echt jong van hart ben geweest.
Terugdenkend aan mijn jeugd zie ik een meisje dat eigenlijk alleen maar serieus was; serieus met God bezig was, ook al kon ze niet pakken waarvan ze diep van binnen wist dat het anders was dan de boodschap van de kerk waar ze naar toe ging.
Een beetje anders dan de anderen doordat ze zo serieus was.
Terugdenkend aan mezelf als jonge vrouw, zie ik een heel onzekere, door afwijzing(werk) en pijn (rug, gewrichten), vrouw.
Een jonge vrouw, die worstelde met God, met zoveel waarom’s, met zelfmedelijden en bitterheid, maar die ook geen dag zonder Hem kon.
Een jonge vrouw, die na twee miskramen, toch 4 prachtige kinderen kreeg.
Een jonge vrouw, die door alle worstelingen steeds meer leerde van en over haar hemelse Vader.
Een jonge vrouw, die door de diepe dalen van alles waar haar gezin door ging, Gods liefde en trouw leerde zien en op Hem leerde vertrouwen.
Die door Hem bij de hand genomen is en door Hem geleid tot waar zij nu is, en die weet dat Hij ook daar voorbij er zal zijn en leiden.
En die nu een vrouw is, die beseft dat ze juist door alles wat zij heeft meegemaakt er voor een ander kan zijn en meer mee kan voelen in pijn en verdriet, omdat ze er zelf doorheen is gegaan.
Die beseft, dat zij op haar beurt mag troosten met de troost waarmee God haar heeft getroost, en getuigen van Zijn onvoorwaardelijke en nimmer ophoudende liefde.
Die tegelijk ook nog steeds worstelt en vele vragen heeft, en weet dat dit mag, en dit haar dichter bij Hem brengt.
Jong van hart ben ik misschien dan wel niet, tenminste, zo voel ik het niet echt, wel jonger dan ik ben, omdat ik lichamelijk nu zoveel beter ben dan toen ik jong was.
Maar ik geloof dat God zo Zijn specifieke taak heeft voor een ieder van ons, afhankelijk van wie we zijn en van wat we meemaken, of waartoe Hij ons gewoon heeft bestemt en daarvoor dan ook toerust.
Hoe mooi vind ik dan ook het citaat uit het boekje dat ik bovenaan heb gezet.
‘Ouderdom is geen gevangenis, maar een balkon van waaruit men op het leven kijkt.’
Want God heeft mij met het ouder worden nieuwe wegen en taken gegeven; dingen waarvan ik nooit had kunnen bedenken dat ik ze ook maar zou kunnen.
En dat is voor mij tegelijk het bewijs dat ouderdom alleen een gevangenis is, als we er zelf een gevangenis van maken.
Als wij echter de rijkdom zien die het stijgen van de jaren met zich meebrengt, dan kunnen we een voorbeeld zijn voor de generaties na ons.
Laten we toch niet bang zijn voor een rimpeltje meer of minder; laten we toch niet bang zijn voor de grijze draden op ons hoofd, maar laten we het omarmen en God dankbaar zijn voor alles wat Hij ons belooft heeft met het oog op onze ouderdom en dat uitdragen.
Ik hoop, en dat is echt het verlangen van mijn hart, dat ik als ik echt een oud vrouwtje ben geworden, bekend zal staan om mijn geloof en vertrouwen in de Heer, en om haar vriendelijkheid en liefde voor een ieder om haar heen, en met gevouwen handen tevreden is op de plek waar God haar heeft gebracht.