Bedenk hoe groot en indrukwekkend de HEER is ... (96)
Wie vertwijfeld zijn, is Hij nabij;
Hij redt wie alle moed verloren.
Psalm 34:19
Toen vanmorgen deze tekst er voor mij uitsprong toen ik mijn Bijbel opensloeg, moest ik denken aan het verhaal van Hagar en Ismaël.
In gedachten zag ik haar zitten in de snikhete zon in de woestijn.
Een gebogen hoofd boven een paar schokkende schouders, terwijl het geluid van een eenzaam, schreeuwend, stervend kind door merg en been gaat.
Het beeld van een wanhopige vrouw komt op mijn netvlies; vertwijfeling en totale moedeloosheid stralen van haar af.
Hoe wanhopig moet zij wel niet zijn geweest?
Hoe vertwijfeld zal zij zich wel niet hebben gevoeld?
Had zij niet alle reden om de moed te verliezen?
Wat een speelbal was zij eigenlijk in de handen van haar meesteres.
Goed genoeg om eerst voor een nakomeling te zorgen, en vervolgens afgedankt.
Weggestuurd, samen met haar kind de woestijn in, omdat de meesteres niet wil dat haar eigen kind, dat zij uiteindelijk toch nog gekregen heeft, de erfenis moet delen met het kind van haar slavin.
Water dat langzaam opraakt, waardoor ze lijdzaam moet toezien hoe haar kind sterft van de dorst.
Voel de brandende hitte van de meedogenloos schijnende zon.
Hoor hoe het kind smeekt om water.
Zie hoe zijn lipjes openbarsten van de dorst.
Proef de wanhoop van de moeder als zij haar kind onder een struik legt om het daar te laten sterven en zie hoe zij alle moed verliest en een eind verderop gaat zitten wachten, tot dat …
Zie hoe zij alle moed verliest; hoe haar schouders schokken van het huilen om haar kind dat schreeuw, en schreeuwt, en schreeuwt …
Maar God is nabij, Hij hoort het geschreeuw van het kind en het laat Zijn hart niet onbewogen.
Hij kent Hagar’s verhaal, Hij weet wat er is gebeurd.
Hij ziet haar, hoort haar en steekt Zijn reddende hand naar haar uit.
En een engel spreekt: ‘Wat is er, Hagar? Wees niet bang, God heeft de jongen gehoord, daar onder die struik. Ga naar hem toe, neem hem in je armen en houdt hem stevig vast. Ik zal van zijn nakomelingen een groot volk maken.’
Hagar, een slavin.
Ismaël, een buitenechtelijk kind.
Abraham, de stamvader van Israël.
Sara, zijn vrouw.
Izaäk, de erfgenaam.
En toch …
Hoewel God speciale plannen heeft voor Abraham en zijn nageslacht, zijn Hagar en Ismaël voor Hem van net zoveel waarde.
Zijn plannen voor hen zijn anders, hun toekomst is anders, maar Zijn bewogenheid en liefde voor hen is hetzelfde.
Hagar was vertwijfel, maar God was haar nabij.
Hagar had de moed verloren, maar God redde haar en haar zoon.
Misschien ben jij ook vertwijfeld en heb je net als Hagar alle moed verloren, weet dan, dat onze God zo groot is, dat Hij ook jou hoort en ziet.
Genesis 16
Genesis 21:1-21