Heer, U wil ik danken!
U bent zo machtig, mijn God,
U bent omgeven met pracht en praal,
U hult U in stralend licht.
U spant de hemel uit als een tent
en zet Uw woning op het water van de hemel.
De wolken zijn Uw wagen,
U gaat op de wieken van de wind.
Stormen zijn Uw boodschappers,
bliksemschichten Uw dienaars.
U hebt het land verankerd,
nu staat het onwrikbaar vast.
Het werd door de oerzee bedekt,
de watermassa’s stonden boven de bergen.
Op Uw dreigen week het water,
voor Uw bulderende stem vluchtte het weg.
De bergen rezen omhoog,
het water vloeide naar de dalen,
naar de plaats door U bepaald.
U stelde het water een grens,
een grens die het niet zal overschrijden,
nooit meer zal het water het land bedekken.
U leidt het bronwater door de dalen,
het zoekt zijn weg door de bergen.
De dieren komen er drinken,
de wilde ezels lessen er hun dorst.
Aan de oevers nestelen de vogels,
tussen de struiken zingen zij hun lied.
Vanuit Uw woning bevloeit U de bergen,
regen verzadigt de aarde.
Gras laat U groeien voor het vee
en gewassen voor de mens.
Uit de aarde haalt hij zijn voedsel.
Wijn maakt hem vrolijk,
olijfolie doet zijn huid glanzen,
brood geeft hem kracht.
De machtige ceders op de Libanon,
door U geplant, Heer,
zelfs die hebben volop water.
In hun takken maken vogels hun nesten,
in hun toppen ooievaars hun woning.
De hoge bergen zijn voor de steenbokken,
onder rotsen schuilen klipdassen.
U schiep de maan
voor het vaststellen van de feesten,
de zon weet
wanneer zij moet ondergaan.
Als U wilt dat het donker wordt,
dan valt de avond
en roeren de dieren zich in het struikgewas.
De leeuwen vragen U om voedsel,
brullend gaan ze op zoek naar prooi.
Komt de zon weer op,
dan trekken zij zich terug
en leggen zich neer in hun holen.
Dan gaat de mens aan de arbeid,
totdat de avond valt.
Heer, wat hebt U al niet gemaakt!
En zo wijs, zo kundig!
Heel de aarde is Uw werk.
Daar is de zee,
weids, niet te overzien.
Ze wemelt van dieren,
kleine en grote, niet te tellen;
schepen varen eroverheen,
daar zwemt Leviatan, het zeemonster,
U hebt het gemaakt,
U speelt ermee.
Alle schepselen zijn van U afhankelijk;
wanneer zij voedsel nodig hebben,
verwachten zij het van U.
Geeft U het,
zij nemen het;
opent U Uw hand,
zij stillen hun honger.
Trekt U zich terug,
dan bezwijken zij;
neemt U hun de adem af,
dan sterven ze en worden weer stof.
Ademt U over de aarde,
dan ontstaat er weer leven
en krijgt zij een nieuw gezicht.
Moge Uw roem, Heer, altijd duren,
Uw schepping U steeds vreugde geven.
Eén blik van U, en de aarde beeft;
één aanraking, en de bergen roken.
Voor U, Heer, zal ik zingen,
voor U, mijn God, mijn leven lang.
Laat mijn gedicht U bekoren.
Ik zal gelukkig zijn met de Heer.
Wie zich van Hem afwenden,
zullen van de aarde verdwijnen,
eens en voor al.
Ik zal de Heer danken.
Eer aan de Heer!
Psalm 104
Lieve Vader, als ik deze woorden lees, dan word ik stil.
Dan kan ik alleen nog mijn hoofd eerbiedig buigen voor U, de Almachtige, de Allerhoogste.
U, die alles heeft gemaakt; uit wiens handen alles is ontstaan en in wiens handen alles zal eindigen.
Alles heeft haar oorsprong in U; door Uw levensadem leven wij.
Wie ben ik, dat U mij gedenk?
Wie ben ik, dat U naar mij omziet?
Toch ziet u mij, hoort U mij, hebt U mij lief.
Het begrijpen is mij te wonderbaar, te verheven, ik kan er niet bij.
Daarom buig ik mij neer voor U en geef U alle eer.
Ik erken: U bent God, de Allerhoogste.
De Almachtige, Schepper van hemel en aarde.
Ik prijs Uw Heilige Naam.
- Amen -
Be still Be Amazed
Dag 8