Niemand zal ooit het tegendeel kunnen bewijzen.
Hij is opgestaan.
Hij Leeft!
Hij leeft in eeuwigheid!
'Thomas,’
klinkt ineens een stem.
‘Zie Mijn handen en Mijn voeten,
voel met je hand,
hier, in Mijn zij.
Kom,
zie en voel.
GELOOF !’
Een schok
gaat door mij heen.
Ik krimp ineen
en val op mijn knieën neer.
O, ...
Mijn Heer en mijn God!
Onze blikken treffen elkaar,
een weemoedige, trieste trek
is om Zijn mond.
‘Moest je Me eerst zien
voordat je geloof ?’
Beschaamd buig ik mijn hoofd.
De roep om vergeving
komt vanuit het diepst
van mijn ziel.
‘Vergeef mij, Meester,
mijn Heer en mijn God.
Zijn hand raakt zachtjes
mijn gezicht.
Liefde en vergeving,
staan in Zijn ogen te lezen,
maar ook ernst,
als Hij tot mij spreekt
en zegt :
‘Daarvoor, Thomas, daarvoor
moest dit alles gebeuren.
Kom,
zie en voel.
Geloof !
Maar ...
Zalig, gelukkig zijn zij,
die niet hebben gezien
en toch geloven!’
Nadat Hij aan velen was verschenen is, breekt de dag aan dat Hij teruggaat, terug moet gaan, naar Zijn Vader in de hemel.
De discipelen en de vrouwen luisteren naar Zijn laatste woorden.
Nee, Hij laat ons niet ontreddert en als wezen achter.
Voor Hij naar de hemel gaat, belooft Hij aan ons, dat Hij met ons zal zijn, tot aan de voleinding der wereld.
Alle dagen van ons leven zal Hij bij ons zijn.
Hij legt uit waarom hij terug moet gaan.
Hij vertelt over de Heilige Geest die dan zal komen om in ons te wonen.
Ons zal helpen, kracht geven, inzicht, wijsheid enz.
Jezus vertelt dat Hij teruggaat om voor ons, voor al Zijn kinderen, een plaats te bereiden in de hemel en daarna terug zal komen om allen, die in Hem geloven, mee te nemen, zodat we voor altijd bij Hem zullen zijn.
Hij geeft ook een opdracht.
De opdracht om het evangelie, de boodschap van genade, de boodschap van Zijn lijden en sterven aan iedereen te vertellen, zodat velen Hem zullen leren kennen en hun hart aan Hem zullen geven, zodat ook zij straks voor eeuwig bij Hem kunnen zijn.
Dan wordt Hij omhooggeheven en een wolk onttrekt Hem aan ons zicht.
Ineens staan er twee mannen met witte kleding aan; ‘Waarom kijken jullie naar de hemel?’ vragen zij.
‘Geloof; zoals Hij is opgevaren, zo zal Hij ook weer terugkomen.’
O Here Jezus, wat een heerlijke belofte, dat U altijd bij ons, bij mij zult zijn, maar U hier te moeten missen doet pijn.
Heel even slechts, want beloofde Hij niet de Heilige Geest?
De Heilige Geest die in mij zou komen wonen om mij te helpen, iedere dag?
Ja, Heer, wat heb ik U nodig, iedere dag opnieuw en dat kan niet als U hier lichamelijk zou blijven.
Dan zou U rond moeten blijven trekken, van de ene plaats naar de andere, van de ene mens naar de andere.
Dan zouden er lange perioden zijn dat U niet bij mij was en zou ik alles alleen moeten doen, zonder Uw hulp, zonder Uw kracht.
En dat kan ik niet aan.
Zonder Uw aanwezigheid kan ik niet leven.
’t Is goed dat U terugging naar Uw Vader.
Och Heer, U weet immers wat het beste is, vergeef mij, dat ik het zo vaak beter denk te weten.
Dan blijf ik alleen achter
Een bitter zoet verlangen maakt zich van mij meester.
Ik wil mee !
Ik wil ook naar de hemel en zo voor altijd bij U zijn.
Nooit meer pijn voelen, nooit meer verdriet hebben, nooit meer zondigen, voor altijd dicht bij U zijn, in Uw aanwezigheid vertoeven.
Voor altijd die diepe rust en vrede.
Voor altijd blij en gelukkig.
Voor altijd een loflied op mijn lippen.
Voor altijd….
Maar zover is het nog niet.
Hij gaf mij, ons, nog een opdracht, een taak.
Ik buig mijn hoofd en kniel neer en ik geef me over aan Hem die mij zo liefheeft, die zoveel voor mij over had.
Ik beloof Hem dat ik Zijn wil zal zoeken, Zijn plan met mijn leven.
En ik bid:
‘Heer, kom tot Uw doel met mijn leven.
Hier ben ik, toon mij Uw wil en ik zal U gehoorzaam zijn.
Uw wil geschiede.’
- Amen -
Dan biggelen opnieuw de tranen over mijn wangen, omdat ik weet en besef dat ik nog vele malen zal afwijken van Zijn weg.
Het spoor bijster zal raken.
Weg zal lopen van Hem met mijn waarom–vragen.
Dingen verkeerd zal doen, bewust en/of onbewust.
O Heer Jezus, houdt mij vast, houdt mij vast als dat gebeurd.
Maar ik zal het blijven proberen om het juiste te doen.
Steeds opnieuw, ongeacht hoe vaak ik ook val.
Steeds opnieuw zal ik opstaan en terugkeren naar U, naar Het Kruis, waar vergeving is voor mijn berouwvolle hart.
En dank U wel, dat ik weten mag, dat in dit proces, U er altijd bij zult zijn om mij op te vangen en de weg naar U terug te wijzen.
Dank U wel, dat ik weten mag, dat U Uw hand zult uitstrekken om mij weer op mijn voeten te zetten.
Dank U wel, dat u er altijd bent.
Dank U wel, dat U er ook altijd zult zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten