maandag 18 maart 2013

Verborgen schat

Als dochterlief naar school vertrokken is, smeer ik snel een broodje voor mijzelf.
Het huis is verder nog in diepe rust; mijn lieve echtgenoot en zoon liggen beiden nog op één oor.
Het is dan ook nog vroeg.

Vanmorgen kruip ik met mijn broodje en kop koffie weer terug in mijn stoel.
Soms kijk even het journaal, maar vanmorgen pak ik even een boekje er bij.
Jaylinn nestelt zich heerlijk op mijn schoot en zo zitten we saampjes in alle rust.
Zij met gesloten oogjes en ik met mijn boek: ‘Verborgen schatten van heiligheid’ van Joni Eareckson Tada.
Het zijn allemaal korte, op zichzelf staande stukjes en fijn om zo eens even tussendoor te lezen.
Met het lezen stuit ik op een zin die me diep raakt en stilzet.
Ik stop met lezen, pak mijn bloknootje wat altijd binnen handbereik ligt en schrijf de zin over.
Wat in dit geval belangrijk is om te weten, (voor diegenen die Joni niet kennen) is, dat  zij heeft op 17 jarige leeftijd met een duik in ondiep water haar nek heeft gebroken en vanaf die dag verlamd is vanaf haar schouders.
(lees << hier >> meer)
Als je dit weet en leest wat ze schrijft, dan ontdek je dat hier een vrouw aan het woord is die geleerd heeft, en nog leert, om de lessen van God te zien in wat op haar pad komt om te groeien in heiligheid.
En zo kom ik met de onderstaande zin bij de verborgen schat van heiligheid van dit hoofdstukje.

‘God gebruikte mijn gedwongen rust om mijn innerlijk aan te passen aan wat met mijn uiterlijk was gebeurd.’

De titel van het hoofdstukje is ‘Stilte van binnen’.
Als tijdens een winkeltochtje de accu van haar rolstoel onverwacht leeg is, moet haar vriendin de rolstoel verder duwen.
Ik kan je verzekeren, een elektrische rolstoel voortduwen is een verschrikkelijk zwaar karwei, ze zijn daar echt niet voor gemaakt en na een poosje geeft haar vriendin het dan ook even op.
Terwijl de vriendin dan maar even de pakjes gaat ophalen om zo gelijk even op adem te komen, blijft Joni bij de winkel achter in haar rolstoel.
En zo wacht ze heel stil tot haar vriendin weer terug is, terwijl de mensen om haar heen voortjagen.

Heel stil, omdat een groot deel van haar lichaam nooit beweegt, omdat zij vanaf haar schouders verlamd is.
Altijd zit ze stijf rechtop, altijd kalm, altijd rustig, omdat haar lichaam niet anders kan.
Nu ligt er echter ook een glimlach op haar lippen terwijl ze in deze gedwongen rust wacht, maar dat was niet altijd zo.
Vlak na het ongeluk heeft ze maanden stil gelegen.
Eerst op de intensive care en de gewone zaal, later uren wachtend in haar rolstoel op de revalidatie.
De nachten waren het meest beangstigend.
Kon ze in de rolstoel zitten nog haar schouders ophalen, liggend in bed was de zwaartekracht haar vijand en kon ze niets anders bewegen dan alleen haar hoofd.
Met het verstrijken van de jaren veranderde er veel door gebed en studie van Gods woord en ze kwam er achter dat ze ergens in die jaren juist Gods vrede en kracht had leren kennen in die moeilijke, claustrofobische uren omdat ze zwak was.
Haar bed, dat eerst een altaar van ellende was, veranderde in een altaar van lofprijs.
Het is de enige plek geworden waar zij in ontspannen rust met God een ontmoeting kan hebben.
Als zij haar slaapkamer binnenkomt reageren haar gedachten met een met: Het is nu tijd om stil te zijn en God beter te leren kennen; tijd om te bidden.
Ze geeft aan dat het zo ook voor ons kan zijn, als wij gedwongen worden om stil te staan, wachten in een rij, in de file of aan een ziekenhuisbed.
Ga niet ongeduldig mopperen, maar gebruikt zulke momenten om stil te worden voor God.

‘God gebruikte mijn gedwongen rust om mijn innerlijk aan te passen aan wat met mijn uiterlijk was gebeurd.’

Als ik bij deze zin aankom, klap ik mijn boek voor een moment dicht om de woorden tot mij door te laten dringen.
Ik kijk naar mijn schrijfblokje waar ik de woorden heb opgeschreven en lees en herlees de woorden terwijl ik mijn gedachten erover laat gaan.
Ze raken me diep deze woorden.
Ik kijk naar m’n gezin, naar alle problemen, naar al het verdriet, naar alle moeite.
En ik kijk naar mijzelf, naar mijn reacties hierop en zet ze in het licht van de boodschap die in deze woorden van Joni verborgen ligt.
Mijn gedachten gaan ook naar zaterdag (ik was op een jubileumfeestje) waar iemand een opmerking maakte over ergeren die nog steeds in mijn gedachten rondgaat.
‘Ergeren is ook zonde; we moeten leren om ons niet te ergeren.’
Ik breng mijn gedachten even tot stilstaan en lees het hoofdstukje uit.

Opnieuw laat ik mijn gedachten gaan en besef dat God tot mij spreekt aan het begin van deze nieuwe dag door deze woorden heen.
De verborgen schat is niet verborgen meer; nu is het mijn taak om er voor te zorgen en hem niet te verliezen.

Ik denk aan de rij bij de kassa, waar ik voor mijn gevoel altijd de verkeerde rij neem.
Ik denk aan waarop ik soms allemaal niet moet wachten.
Ik denk aan mijn kinderen, de problemen en het verdriet, aan hoelang het allemaal al niet duurt en speelt.
Ik denk terug aan de jaren van vechten tegen de pijn en niet instaat zijn te doen wat ik moest doen; over gedwongen stilgezet worden gesproken.
Ik denk aan hoe makkelijk dingen je weer ontglippen als het weer beter gaat.
Ineens denk ik ook weer aan die dagen dat ik soms met heimwee terugdacht aan de bijzondere momenten die ik met God heb gehad in die tijd van pijn en niets kunnen.
En hoe ik moest leren om God ook te vinden, te zien, als alles ‘goed’ gaat.
Mijn gedachten gaan werkelijk alle kanten uit.

Maar deze schat wil ik onthouden, omdat ik opnieuw besef hoe God de dingen die op mijn pad komen, kan en wil gebruiken om mij te leren, zodat ik groeien zal in heiligheid en in mijn relatie met Hem tot eer van Zijn Naam.


‘God gebruikte mijn gedwongen rust
om mijn innerlijk aan te passen
aan wat met mijn uiterlijk was gebeurd.’
 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten