Op U mijn God wil ik graag bouwen,
U kan ik mijn leven toevertrouwen.
Uw beloften staan als een baken in de nacht
en omringen mij met Uwe kracht.
U kan ik mijn leven toevertrouwen.
Uw beloften staan als een baken in de nacht
en omringen mij met Uwe kracht.
Dat jongetje was misschien net vier jaar en ik keek geïnteresseerd toe hoe zijn vader de duikplank opliep en hem vertelde hoe hij moest duiken.
Toen de vader zelf van de plank was afgedoken en het water alle kanten opspatte, werd hij begroet met enthousiast geschreeuw van zijn zoontje.
Dat was nog eens leuk!
Maar toen zijn vader hem vroeg om zelf ook eens te springen, schuifelde het jongtje onzeker naar achteren, zo ver mogelijk bij het zwembadwater vandaan.
"Je hoeft niet bang te zijn hoor,'sprak de vader kalm.
"Ik vang je op."
Nadat de vader vanuit het water maar bleef aanhouden, klom het jongetje tenslotte zenuwachtig de duikplank op.
Op het eind van de duikplank wiegelde hij angstig heen en weer en schreeuwde dat zijn vader dichterbij moest komen.
"Hierheen ... hierheen ... naar rechts ... nog een beetje."
Eindelijk had hij zijn vader dan toch op de juiste plaats in het water en ik dacht; nu gaat het gebeuren.
Maar net toen hij moest springen besloot het kereltje dat het toch eigenlijk veel te eng was en draaide hij zich resoluut om en klom hij weer naar beneden.
Zijn vader, zoals alle vaders op zo'n moment zijn, liet zich echter niet met een kluitje in het riet sturen en het hele proces begon opnieuw.
Toen de vader zelf van de plank was afgedoken en het water alle kanten opspatte, werd hij begroet met enthousiast geschreeuw van zijn zoontje.
Dat was nog eens leuk!
Maar toen zijn vader hem vroeg om zelf ook eens te springen, schuifelde het jongtje onzeker naar achteren, zo ver mogelijk bij het zwembadwater vandaan.
"Je hoeft niet bang te zijn hoor,'sprak de vader kalm.
"Ik vang je op."
Nadat de vader vanuit het water maar bleef aanhouden, klom het jongetje tenslotte zenuwachtig de duikplank op.
Op het eind van de duikplank wiegelde hij angstig heen en weer en schreeuwde dat zijn vader dichterbij moest komen.
"Hierheen ... hierheen ... naar rechts ... nog een beetje."
Eindelijk had hij zijn vader dan toch op de juiste plaats in het water en ik dacht; nu gaat het gebeuren.
Maar net toen hij moest springen besloot het kereltje dat het toch eigenlijk veel te eng was en draaide hij zich resoluut om en klom hij weer naar beneden.
Zijn vader, zoals alle vaders op zo'n moment zijn, liet zich echter niet met een kluitje in het riet sturen en het hele proces begon opnieuw.
Uiteindelijk stond het mannetje weer bibberend op het eindje van de duikplank.
Dit keer lukte het.
Met een grote schreeuw verdween het zoontje van de duikplank, belandde in het water en eindelijk in de veilige armen van zijn vader.
Hij was apetrots op zichzelf, maar de blik op het gezicht van de vader sprak boekdelen.
"Prachtig, jongen, ik wist wel dat je het kon.
Ik ben reuze trots op je."
Het deed me goed dit allemaal te zien en ik moest er aan denken dat ik eigenlijk net zo ben als dat kleine jongetje.
Ik ben mij al een tijdje aan het voor bereiden om naar een ander land te gaan, naar een nieuwe baan en naar nieuwe ervaringen.
Iedereen die ik erover spreek is razend enthousiast en alles lijkt erg positief ... en toch ... maak ik me veel zorgen.
Zou het wel goed gaan?
Elke keer als ik in stilte over mijn toekomst bid, zegt God me: "Maak je geen zorgen.
Spring toch gewoon naar beneden.
Ik lig al in het water en zal je niet laten vallen."
Maar steeds aantwoord ik God: "Goed, goed. Ik zal springen, maar U ligt wel erg ver bij me vandaan daar beneden.
Een beetje dichterbij en dan een beetje naar links, en nu weer naar voren ... ik wil toch wel graag heel zeker van mijn zaak zijn."
God heeft veel meer geduld dan een aardse vader en Hij blijft me maar vertellen dat ik niet bang hoef te zijn.
En net als dat jongetje spring ik dus ook van de duikplank het onbekende in, want ik vertrouw op God die mij nog nooit in de steek heeft gelaten.Dit keer lukte het.
Met een grote schreeuw verdween het zoontje van de duikplank, belandde in het water en eindelijk in de veilige armen van zijn vader.
Hij was apetrots op zichzelf, maar de blik op het gezicht van de vader sprak boekdelen.
"Prachtig, jongen, ik wist wel dat je het kon.
Ik ben reuze trots op je."
Het deed me goed dit allemaal te zien en ik moest er aan denken dat ik eigenlijk net zo ben als dat kleine jongetje.
Ik ben mij al een tijdje aan het voor bereiden om naar een ander land te gaan, naar een nieuwe baan en naar nieuwe ervaringen.
Iedereen die ik erover spreek is razend enthousiast en alles lijkt erg positief ... en toch ... maak ik me veel zorgen.
Zou het wel goed gaan?
Elke keer als ik in stilte over mijn toekomst bid, zegt God me: "Maak je geen zorgen.
Spring toch gewoon naar beneden.
Ik lig al in het water en zal je niet laten vallen."
Maar steeds aantwoord ik God: "Goed, goed. Ik zal springen, maar U ligt wel erg ver bij me vandaan daar beneden.
Een beetje dichterbij en dan een beetje naar links, en nu weer naar voren ... ik wil toch wel graag heel zeker van mijn zaak zijn."
God heeft veel meer geduld dan een aardse vader en Hij blijft me maar vertellen dat ik niet bang hoef te zijn.
Door: Lillia Potters
©Actief
www.actiefonline.com
Overname met toestemming Actief
Lees ook: Mijn hand in Uw hand
Geen opmerkingen:
Een reactie posten