dinsdag 12 mei 2020

Nooit weer ...


Het is stil in de auto als mijn man en ik terugrijden naar huis.
Af en toe glijden er tranen over mijn wangen terwijl het landschap aan mijn ogen voorbij trekt.
Nu is het echt voorbij; nooit weer, nooit weer…


Stilletjes en een ieder in eigen gedachten verzonken rijden we naar de flat van mijn moeder.
Nog één keer wil ik door de flat heen voor ik de sleutels achterlaat in haar brievenbus voor mijn broer, die ze ’s avonds mee zal nemen.
Dit is iets wat ik nog alleen wil doen, moet doen.
Maar mijn gevoelens zijn heel dubbel, daar we net voor we weggingen zeer droevig nieuws hebben ontvangen over iemand uit onze gemeente.

Aangekomen bij haar flat lopen we samen naar boven, en even later laat mijn man me alleen, zoals ik graag wil.
Nog even alleen, nog even alleen met mijn gedachten en herinneringen.

Nu de flat leeg is lijkt hij heel klein, gek is dat toch; met haar spullen erin leek het echt veel ruimer.
Langzaam loop ik door de paar kamers; elke kamer heeft zijn eigen herinneringen.
Het kleinste kamertje, waar ik altijd sliep met ons hondje als ik een nachtje bij mijn moeder bleef.
Haar slaapkamer, waar mijn vader opgebaard heeft gelegen, waar zij ook nog had horen te liggen maar door de corona niet mocht, en ik haar kleren heb opgevouwen en allemaal op het bed had gelegd alvorens ik ze inpakte om weg te doen.
De badkamer met de toilet, waar ik negen van de tien direct heen vloog als ik bij haar binnenkwam. 
De keuken, waar we zoveel koffie hebben ingeschonken, broodjes hebben gesmeerd, samen de vaat deden.
In de kamer blijf ik uiteindelijk voor het raam staan en kijk voor de laatste keer naar buiten.
Het is een vrij drukke weg die voor de flat ligt, maar eigenlijk zie ik niets meer; het ‘nooit weer’ vertroebelt mijn zicht.

Enkele tranen glijden stilletjes naar beneden. 
Ik zucht eens diep, veeg ze weg en loop langzaam naar de deur.
Voor de laatste keer draai ik de sleutel om en loop naar de lift.
Er is gelukkig niemand, niet bij de lift,  niet in de lift, en ook niemand beneden in de hal.
Ik loop naar de uitgang, dit maal de andere, want ik moet bij de brievenbus zijn.
Mijn blik valt nog op het glazen kastje in de hal waar berichten opgehangen kunnen worden; de rouwkaart weg is.
Voor de laatste keer druk ik op de knop en loop naar buiten naar de brievenbus.
Ik zoek haar nummer, doe de klep open en laat langzaam de envelop met de sleutels in de brievenbus glijden.


6 opmerkingen:

  1. Ach Rita...Ja, die woning is zo verbonden met je dierbare moeder. Goed dat je even de tijd nam. Het gaat allemaal al snel genoeg. Wat overblijft zijn de herinneringen. Een warme groet in digitale omhelzing voor jou in deze tijd.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dank je wel, lieve Anne.
      Ja, herinneringen blijven; die kan niemand afnemen.

      Verwijderen