zondag 5 april 2020

Mijn hulp is van de Heere!


Zaterdag, 4 april

Het is nu een week geleden dat ik weer naar mijn moeder kon, omdat onze Luna weer terug is bij haar moeder.
De tranen lopen opnieuw over mijn wangen als ik terugdenk aan het moment dat ik de kamer van mijn moeder in de hospice binnenkwam; welk een vreugde, en blijdschap, en welk een liefde in haar begroeting.
Haar sterk vermagerde armen sloeg zij om mij heen, terwijl er een bijna 'hemelse' blijdschap van haar gezicht straalde.
Deze ochtend hebben we eigenlijk voor het laatst nog echt wat met elkaar kunnen praten, voor zij te moe werd om dit nog te kunnen doen.
Zondags was het nog maar heel even en moest ik 'dreigen' met weggaan zodat ze zou gaan liggen en rusten.
'Ja maar,' zei ze, 'het is anders zo ongezellig voor jou!'
Dit tekende mijn lieve moedertje, altijd eerst aan een ander denken.
Maar ik kwam niet meer voor de gezelligheid, ik kwam om bij haar te zijn in de laatste dagen van haar leven, en dat betekende dat ze mocht gaan slapen, terwijl ik naast haar bed zat, haar hand vasthield en rustig mijn boek las.
O, wat ben ik God dankbaar voor deze tijd, voor deze dagen!

Maandag was er omdat het einde naderde een kleine versoepeling van de bezoekregels en konden  'mijn' kinderen ook nog even afscheid nemen van hun geliefde oma.
Zo bijzonder hoe zij zich voor de laatste keer oprichtte -het was de laatste keer dat dit haar lukte, om haar armen om 'mijn' jongens heen te slaan en hen te vertellen hoe blij ze was dat ze hen nog een keer kon zien.
Hoe bijzonder dat we bijna allemaal de tijd hebben gekregen om afscheid te nemen, een ieder op zijn eigen manier en tijd.
O, ik ben God zo dankbaar!

Mijn beide broers bleven vanaf maandag bij haar slapen, ze wilden haar niet meer alleen laten.
Dinsdags ging het ineens heel hard achteruit, en dachten we dat ze de avond niet meer zou halen.
Ik was namelijk nauwelijks uit mijn auto bij de hospice, of mijn broer belde.
'O, ben je beneden? Kom dan maar snel naar boven.'
Nog één keer hebben we elkaar begroet, en gedag gezegd, waarna zij wegzakte in een 'slaap', waaruit zij niet meer wakker zou worden.

Het laatste 'stukje' duurde best wel lang, van het moment dat ik bij haar kwam tot woensdag net na de middag, maar met enige regelmaat was daar toch steeds ook weer die glimlach op haar gezicht.
Ja, haar ademhaling was zeer onregelmatig en bleef soms langere tijd weg; het was voor haar lichaam zwaar dit laatste stukje, maar de vrede was en bleef voelbaar voor mij.
Al was er met regelmaat een stil gebed van mij naar boven: 'Heer, is haar plekje bij U nu nog niet klaar? U moet wel een heel mooi plekje voor haar maken. Bent U de puntjes op de 'i' aan het zetten, Heer?'
Samen hebben we ook nog enkele liederen gezongen, wat was het mooi en fijn om dit samen te doen.
Zingen verlicht het hart, omdat het zich naar boven richt; en och, wat hield ze zelf ook van zingen.
Wat hebben we dat niet veel samen gedaan ...
O, Heere, wat ben ik U dankbaar voor deze dagen; welk een wonder heeft U mij gegeven door dit mogelijk te maken.
Dank U, Heere, voor zoveel genade!


Nog een laatste beetje morfine en een kleine sedatie, haar lichaam ontspande, en haar laatste adem blies zij uit.
Ze was thuis,  en vreugde en dankbaarheid vermengde zich met diep verdriet ...


Nu is mijn hart vol dubbele gevoelens.
Diep verdriet, omdat mijn ‘moesje’ er niet meer is, en stille, diepe vrede, omdat ik weet dat het goed is zo.
Diep verdriet, omdat ik haar zo verschrikkelijk ga missen, en blijdschap, omdat ik weet dat het maar tijdelijk is.
Diep verdriet om alles wat er nooit meer zal zijn, en vreugdevolle zekerheid omdat we elkaar straks weer zullen zien.

Diep verdriet voor mijzelf, maar blij voor haar, want nu is zij thuis bij de Heere, en … herenigd met Jacco, haar jongste zoon en mijn jongste broertje, als ook mijn vader, die haar zijn voorgegaan.
Vooral het sterven van onze Jacco, zijn plotselinge dood door een ongeval op 21-jarige leeftijd, heeft haar leven gekleurd.
Niet dat elke dag nu zwart was, maar het was een verdriet dat er altijd was.
De ene dag meer dan de andere, in het bijzonder de dagen naar de datum van zijn sterven toe.
Ze zei altijd: Het voelt als een amputatie van een arm of been; het is er niet meer, maar je voelt het iedere dag.

Mijn moeder was een eenvoudige, rustige, zeer liefdevolle, zichzelf wegcijferende, gelovige vrouw.
Ze liep niet te koop met haar diepe verdriet, noch met alle moeilijkheden, zorgen en pijn die ze heeft gehad in haar leven.
Waar sommigen aangeven dat ze ergens niets aan kunnen doen omdat ze het nooit hebben geleerd of meegekregen, was mijn moeders motto juist: geven wat zij had ontbeerd.

De kracht om alles aan te kunnen, om verder en door te gaan, ontving zij van de Heere.
Hij was haar hulp, iedere dag, vooral in de donkerste en zwartste dagen met het sterven van haar kind.
De woorden van Psalm 121, de verzen 1 en 2, waren de leidraad van haar leven.

‘Ik sla mijn ogen op naar de bergen, vanwaar zal mijn hulp komen?
Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft.’

Ze wist dat ze vanuit haarzelf nooit alles aan kon, daar had ze de hulp van Boven voor nodig, van Hem, Die de hemel en aarde heeft gemaakt.
Hij droeg haar iedere dag.

En dat is wat zij ook wilde dat doorgegeven zou worden.
Niet zozeer wie zij was, wat ze allemaal had meegemaakt en noem maar op, maar dat de Heere God, Hij, Die de hemel en aarde heeft gemaakt, een zeer betrouwbare hulp is, en ook wil zijn voor een ieder die Hem aanroept.
Hij wil, en zal dragen, dag aan dag.


Ik hef mijn ogen op naar de bergen, waar komt mijn hulp vandaan?

Hoe moeilijk de wegen soms ook waren
die zij in haar leven had te gaan,
steeds opnieuw keek zij omhoog en wist,
ook hier zal Hij naast mij staan.

Ik hef mijn ogen op naar de bergen, waar komt mijn hulp vandaan?

Hoe uitzichtloos het soms ook was,
hoe zwaar en donker het leven,
toch was daar steeds Zijn woord:
Ik zal je niet verlaten, noch begeven.

Ik hef mijn ogen op naar de bergen, waar komt mijn hulp vandaan?

Hoeveel vragen er soms ook waren;
hoe onbegrijpelijk de dingen die gebeurden,
vroeg of laat was daar altijd die vrede
die de horizon van haar ziel kleurde.

Ik hef mijn ogen op naar de bergen, waar komt mijn hulp vandaan?

Ook in het diepste verdriet,
ja, in de duisterste en zwartste nacht,
wist zij zich in Hem geborgen;
Hij was haar Toevlucht, Rots en Kracht.

Ik hef mijn ogen op naar de bergen, waar komt mijn hulp vandaan?
Mijn hulp is van de HEERE, Die hemel en aarde heeft gemaakt.

‘Dag aan dag draagt Hij mij’, dat is 
wat zij steeds opnieuw bemerkte.
Dag aan dag was daar Zijn hulp,
Zijn troost, Zijn kracht, Zijn sterkte.

Welke nood er ook in jouw leven is,
zie toch omhoog en verwacht.
Hij wil niets liever dan ook jou helpen;
je voorzien van Zijn troost en kracht.


Op 1 april 2020 is mijn lieve moeder naar onze Heere en Heiland toegegaan.
Haar laatste adem blies zij uit, terwijl haar hand in die van mij lag, en mijn andere hand om haar hoofd.
Wat mij echter altijd bij zal blijven, was de vreugde die ik bij haar zag, ook toen haar einde naderde.
Welk een rust en vrede was er in haar, in haar kamer; welk een vreugde tekende zich soms niet af op haar gezicht.
Ik ben zo dankbaar! 
En welk een voorbeeld laat zij niet na aan ons, haar kinderen, aan mij ...

Dank U, Jezus; dank U, Vader, voor al wat U gaf.
Dank voor Uw liefde, Uw genade, voor Uw trouw.
Dank U, dat U voelbaar aanwezig bent in deze dagen.
Dank U, voor Uw troost in deze dagen van rouw.

4 opmerkingen:

  1. Gecondoleerd Rita.
    Wat bijzonder dat jullie zo afscheid van elkaar hebben kunnen en mogen nemen.
    Wat een liefdevol blog heb je over haar geschreven.
    Heel veel sterkte in deze tijd.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik reageer eigenlijk nooit maar lees altijd met ontroering je blogs. Wat heb je veel meegemaakt de laatste tijd. Wat schrijf je bijzonder over de laatste dagen met je moeder, heel ontroerend. Ik wens je sterkte en kracht. Gods Nabijheid toegebeden!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dank je wel, Elsa, lief dat je nu wel even reageert.
      Doet mij goed.

      Verwijderen