Posts tonen met het label angst. Alle posts tonen
Posts tonen met het label angst. Alle posts tonen

dinsdag 23 juli 2013

De hel leert ons de hemel zoeken (2)

Door de warmte schrijf ik niet veel op dit moment; het is te heet op mijn kamertje.
En beneden, waar de twee kids die nog thuis wonen heen en weer lopen, is ook niet echt een optie, daar ik om te kunnen schrijven stilte en rust nodig heb.
Toch wil ik nog even verder gaan op dit onderwerp, daar het niet af is met alleen het vorige schrijven.
Lag het de vorige keer erg op mijn hart lag om te benoemen dat de hel een realiteit is en geen verzinsel, of iets dat God toch niet zou doen, nu verlangt mijn hart naar de hemel.

Mijn gedachten gaan verschillende kanten uit, maar het meest moet ik terugdenken aan een boek van Adrian Plass waar ik jaren geleden in begonnen ben en nooit heb uitgelezen, omdat ik stuk liep op een bepaald stukje over de hemel.
Het boek, een dagboek, heet ‘De ontluiking’ – Gods reddingsplan voor mensen met angst.
(Zie: Boekinfo)
Angst was, ondanks dat ik geloofde, mijn vijand en metgezel.
Met ieder hoofdstuk dat ik las, schreef ik daarna mijn eigen gedachten en gevoelens op en hoopte dat ik iets verder zou komen in mijn strijd tegen mijn angst.
De schrijfblokjes met al mijn gedachten en gevoelens heb ik nog steeds en ik heb het laatste schrijven even opgezocht.
Dinsdag, 18 februari 1997 – Als ik in de hemel ben, zeg me dan …

Het hoofdstukje heet: Hemel op aarde?
Johannes 14:1-6 is het uitgangspunt.

Ik weet niet of iemand van jullie Adrian Plass kent, maar van zijn schrijfstijl houdt je, denk ik, of niet.
Zelf heb ik verschillende boeken van hem in mijn kast staan; ik houdt over het algemeen wel van zijn schrijven.
(Al is het lange tijd geleden dat ik één van zijn boeken heb gelezen, maar goed, dat is wat anders)
Na het tekstgedeelte schrijft hij niet zoals in de rest van het boekje een stukje en een gebed, maar verwoord in een gedicht zijn gedachten en gevoelens, zijn verlangens en hoop.

‘Als ik in de hemel ben,
zeg me dan dat er vliegers zullen zijn …

Als ik in de hemel ben,
zeg me dan dat ik er vrienden zal ontmoeten in oude Susses-cafë’s vol eikehout …

Als ik in de hemel ben,
zeg me dan dat er seizoenen zullen zijn waarin de kleuren vliegen …

Als ik in de hemel ben
zeg me dan  …’

Ik moest hiermee gaan nadenken over de hemel, maar ik kon niets verzinnen.
Als ik in de hemel ben, ja, wat dan?
Wat verwacht ik?
Wat verlang ik?
Waar verlang ik naar?
In de kringen waar ik vandaan kom, werd er, in mijn herinnering, niet bepaald over de hemel nagedacht of gesproken, eerder over het andere.
Nog weet ik dat ik vreselijk heb zitten huilen, omdat ik niet in staat was om iets te verwoorden.
Ik kon niet, ik durfde niet …
Hoe  kon je zo denken en schrijven?
Angst om dit soort gedachten en verlangens uit te spreken, op te schrijven, verlamden mij.
Er waren zoveel dingen die ik zo graag zou willen, die ik had willen doen, maar die niet mochten, omdat ze ‘fout/zondig’ waren.
Zoveel dingen die ik niet durfde, uit angst voor wat er kon gebeuren.
En ik heb het boekje weggelegd en ben er nooit meer in verder gegaan.
Toch was ik het nooit vergeten; het bleef in mijn achterhoofd zitten en kwam af en toe boven, totdat het moment dat ik in staat was om mijn eigen versie te schrijven van ‘Als ik in de hemel ben, zeg me dan …’

Als ik mijn schrijven weer lees, komen er tranen, tranen van verdriet om de pijn die ik voel die achter deze woorden zit.
Maar tegelijk zijn er een paar liederen die daarboven staan, die weerklinken in mijn hoofd en mij vreugde geven.

Als ik in de hemel ben,
zeg me dan, dat ik dansen kan,
dansen op hemelse muziek.
Dansen tot de eer van God.
Vol van intense vreugde en dan …
Doorgaan, zonder angst voor kritiek;
gewoon uiting geven aan mijn liefde voor Hem.

Als ik in de hemel ben,
zeg me dan, dat er wonderschone gebieden zijn
waar de stilte voelbaar is
en gevoelens van vrede mijn hart overstromen.
Omdat, waar ik ook loop, het altijd veilig zal zijn.
Want dat is iets, wat ik nu zo mis;
een stille, veilige plek in Zijn schepping.

Als ik in de hemel ben,
zeg mij dan, dat er muziek zal zijn
zo wonderbaar mooi,
dat 't mijn ziel tot het diepst beroert.
Zo zuiver, zodat ik niets anders kan
dan Hem loven en prijzen
met een intens dankbaar hart.

Als ik in de hemel ben,
zeg me dan, dat ik weer uit volle borst
en met een vreugdevol hart,
oprecht en zuiver zingen kan.
Zonder te azen op mijn eer,
maar alleen te zingen tot glorie
van mijn opgestane Heer.

Als ik in de hemel ben,
zeg me dan, dat er uitgestrekte,
groene weiden zijn.
Zonovergoten bossen en stranden,
waar ik lopen en genieten kan
zonder angst, zonder beven.
Enkel en alleen dicht bij U zijn.

Als ik in de hemel ben
zeg me dan, dat er dieren zijn,
leeuwen, tijgers, dolfijnen, de olifant.
Van alles waar ik in vrede tussen leven kan;
ze vol bewondering aan kan raken.
Oh Heer, dan zal ik weten,
ik ben thuis in mijn eeuwig Vaderland.

Als ik in de hemel ben,
zeg me dan, dat ik met volle teugen
van al deze dingen genieten kan.
Overlopend van dankbaarheid.
Met een hart vol van intense vrede,
omdat het gedaan is
met elke vorm van strijd.

Als ik in de hemel ben.....
Heer, ik verlang ernaar
om voor altijd
bij U te zijn.

Als ik in de hemel ben, zeg me dan …

Mijn gedachten gaan terug naar mijn momenten van zwaarmoedigheid en waarin ik God vroeg om mij weg te nemen uit dit leven en dat het kleinste plekje in het uiterste hoekje van de hemel genoeg zou zijn.

De zwaarte van het leven, alle problemen, moeiten en zorgen, doen mij soms hevig verlangen naar de hemel, naar de tijd dat ik voor altijd bij Hem mag zijn.
Als we in de gemeente liederen over de hemel zingen, lopen doorgaans de tranen over mijn wangen.
Wat kan ik dan verlangen naar die tijd …

‘Er is een dag, waar al wat leeft al lang op wacht,
 een dag van blijdschap,
als heel de schepping wordt bevrijd …

Spoedig zullen wij Hem zien en voor altijd op Hem lijken …

 Nooit meer tranen nooit meer pijn,
 want wij zullen met hem leven in zijn nabijheid …’

Maar
het lied zegt nog meer:
‘Dus kijk omhoog en zie wat nog verborgen is,
 maar wat beloofd is, dat blijft in alle eeuwigheid.
 En als je lijdt, weet dat het maar voor even is.
 Als Jezus terugkomt, deel je in zijn heerlijkheid …’

Meer en meer leer ik te kijken naar wat beloofd is.
Meer en meer leer ik dat het lijden maar voor even is, al blijft het soms moeilijk en willen mijn gevoelens mij een andere kant op meenemen.
Doorgaan, me richten op wat ik mag doen voor Hem, te midden van alles.
Zien op wie Hij is en daardoor kracht ontvangen, sterker worden, standvastiger.

De hemel …
Jezus is mijn plaats daar aan het voorbereiden, klaarmaken.
Daar wacht mij een erfenis; onvergankelijk, onbederfelijk, onaantastbaar.
Daar zal God Zelf al mijn tranen drogen.
Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen pijn ...
Alles zal Hij nieuw maken …

Het is een beetje een ander stukje geworden dan ik voor ogen had.
Soms gebeurt dat, maar ik geloof, dat God ook daarin de leiding heeft.
Voor mijzelf, om mij te helpen, te leren, dankbaar terug te zien, …
En misschien ook voor jou.
               Opgename mannendag in Assen
 

Wie overwint, hem zal Ik te eten geven van de Boom des levens, die midden in het paradijs van God staat.

Wie overwint, zal zeker geen schade toegebracht worden door de tweede dood.

Aan wie overwint, zal Ik van het verborgen manna te eten geven, en Ik zal hem een witte steen geven met op die steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan wie hem ontvangt.

En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken.
En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden – zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen.
En Ik zal hem de morgenster geven.

Wie overwint, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn naam beslist niet uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen.

Wie overwint, hem zal Ik tot een zuil in de tempel van Mijn God maken, en hij zal daaruit niet meer weggaan. En Ik zal de Naam van Mijn God op hem schrijven en de naam van de stad van Mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat neerdaalt uit de hemel, bij Mijn God vandaan, en Mijn nieuwe Naam.

Wie overwint, zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb.

Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

Zie, Ik kom spoedig.
Houd vast wat u hebt,
opdat niemand uw kroon zal wegnemen.

 (Openbaring 2:7b, 11b, 17b, 26-28; 3:5,12,21;
  Openbaring 3:22 (+ 2:7a,11a,17a,29; 3:6,13);
  Openbaring 3:11)

vrijdag 12 juli 2013

De hel leert ons de hemel zoeken

Deze zin las ik vanmorgen in mijn dagboek, en ik vroeg mij af of dit -nog- wel zo is.
Het dagboek is tien jaar oud en in onze maatschappij is er toch wel heel veel veranderd in die tien jaar.
Het lijkt erop dat steeds minder mensen geloven in de hel.
God is toch liefde, dan stuurt Hij toch geen mensen naar de hel?
Daarbij jaag je mensen alleen maar angst aan als je spreek over de hel.

Ik vroeg mezelf ook eigenlijk wel af of ik wel over dit citaat moest/wilde schrijven, of dat ik het gewoon alleen zelf zou overdenken.
Maar de Bijbel is heel duidelijk over het bestaan van de hel, dus waarom zou ik niet mijn gedachten ook hier over gewoon onder woorden brengen?
Of de mens het nu wil erkennen of niet, de Bijbel spreekt er over en we kunnen het dus niet schrappen omdat de boodschap over de hel ons niet ligt.

Ben ik, in mijn beleving, opgegroeid met 'hel en verdoemenis', in Evangelische/charismatische kring mis ik een waarschuwende boodschap.
Was het een toornende God die in mijn jonge jaren de boventoon voerde, lijkt het in Evangelische/charismatische kring alsof God alles maar goed vindt, want Hij is liefde en heeft het beste met ons mensen voor.
Een balans in deze beide kanten van God, lijkt soms maar moeilijk te vinden.
Toch is God beiden.
Hij is een God die toornt over de zonden, maar is tegelijk ook liefde.
En zoals het vooruitzicht voor Zijn kinderen de hemel is, zo is daar ook de hel voor een ieder die niet in Hem, in het verlossende werk van Jezus, gelooft.

De meest bekende tekst uit de Bijbel is denk ik wel Johannes 3:16:

'Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn enig geboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.'
… opdat een ieder die in Hem gelooft – in Jezus, Zijn Zoon – niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft …

Geloven of niet geloven.
Eeuwig leven of verloren gaan.
Hemel of hel.

De hel is een realiteit, of wij het nu willen of niet.
Waarom zou God anders Zijn Zoon hebben laten lijden en sterven voor onze zonden?
Waarom zou Hij anders zoveel moeite hebben gedaan om ons te redden?
Trouwens, waar zouden we anders van gered moeten worden?

Ja, God is liefde!
Ja, God is een genadig en vergevend God!
Wie in Hem geloven, mogen Hem zelfs Vader noemen!
Maar de enige weg tot deze Vader is Jezus Christus!

‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Niemand komt tot  de Vader dan door Mij!’

(Johannes 14:6)

Je kunt het aan de kant schuiven; als een struisvogel je hoofd in het zand steken, maar dat verandert niets aan wat God in Zijn woord zegt.
Zegt de Here Jezus Zelf ook niet:
Als dan uw rechteroog u doet struikelen, ruk het uit en werp het van u weg, want het is beter voor u dat een van uw lichaamsdelen te gronde gaat en niet heel uw lichaam in de hel geworpen wordt.
En als uw rechterhand u doet struikelen, hak hem af en werp hem van u weg, want het is beter voor u dat een van uw lichaamsdelen te gronde gaat en niet heel uw lichaam in de hel geworpen wordt.

(Mattheüs 5:29,30)

Ik denk niet dat de Here Jezus bedoelde dat we nu maar gelijk ons oog eruit zouden moeten rukken, of onze hand afhakken als het ons tot zonde brengt, maar is het wel een zeer grote waarschuwing voor ons allemaal, om te laten zien hoe ernstig Hij het meent.
Hoe serieus Hij is als het gaat om zonde, om verloren gaan.
Hoe het Hem aan Zijn hart gaat.
Maar aan de andere kant, Hij wil niet dat er ook maar iemand verloren gaat, dus ik kan me ook zo voorstellen dat Hij het inderdaad wel echt en serieus meent.
Want als geen ander weet Hij immers wat het inhoudt.
Hij ziet ons liever zonder oog of hand door het leven gaan met Hem, dan dat we met twee gezonde ogen of handen recht op de hel af gaan.

De hel leert ons de hemel zoeken.
Moet angst voor de hel ons dan doen zoeken naar de hemel, naar Jezus, naar God?
Leert de hel ons nog de hemel zoeken?
Gelovigen?
Ongelovigen?

Ik geloof dat Hij liever heeft dat iedereen Hem zoekt om Zijn liefde, Zijn genade en Zijn vergeving.
Ik geloof dat Hij veel liever heeft dat we inzien dat we eigenlijk helemaal niet zonder Hem kunnen.
Dat ons leven leeg en doelloos is zonder Hem en dat we pas tot rust komen als we Hem hebben gevonden.
Dat Hij het is die ons leven vol en compleet maakt, omdat Hij onze Schepper is.
Maar ik geloof ook dat Hij blij is als iemand Hem leert kennen (of Hem beter leert kennen) door angst voor de hel.

De Here Jezus zegt immers ook:
En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.
(Mattheüs 10:28)

Zonde en God gaan niet samen.
En er is geen enkele manier waarop wij onze zonden ook maar kunnen goedpraten of kunnen vergoelijken, waardoor Zijn oordeel niet over ons zou komen.
Voor mensen kunnen we de dingen soms zo mooi recht praten dat het verkeerde goed lijkt, maar God ziet er dwars door heen.
Niets is voor Zijn ogen verborgen.
Hij ziet tot in het diepst van ons hart.
De enige manier om te ontkomen aan Zijn toorn over de zonde, is door je te laten reinigen met het bloed van de Here Jezus.
Dan ziet Hij onze zonde niet meer.
Knielen bij het kruis, belijden dat we Jezus nodig hebben omdat we zondig zijn, Hem aannemen als onze Heer en Heiland, is de enige manier om in de hemel te kunnen komen.


Angst is niet altijd een goede raadgever, misschien zelfs meer niet dan wel, maar in dit geval is het denk ik beter dan de hel achteloos ter zijde te schuiven als zijnde: dat doet God toch niet.
Zijn woord zegt het, en Zijn woord is Ja en Amen.