woensdag 20 mei 2015

Psalm 139

Eén van de opdrachten bij Hoofdstuk 8 van het Bijbelstudieboekje van onze VrouwenBijbelstudiegroep, was om Psalm 139 eens in eigen woorden op te schrijven en om ook je eigen naam daarbij in te vullen.
Was bijzonder om te doen.


Heer, U kent mij, Rita Klapwijk - v.d. Wal, zoals niemand anders mij kent; zelfs ik mijzelf niet eens.
Want U, Heer, weet wat er in mij leeft, maar ook wat mij beweegt.
Ja, alles wat ik doe en waarom ik het doe, is bij U bekend.
Zelfs nog voor ik een woord heb gesproken, weet U al wat ik wil gaan zeggen.
U omringt mij, ja U omsluit mij; Uw hand ligt op mijn leven.
Begrijpen kan ik het niet, noch bevatten, zo onvoorstelbaar is dit alles.

Ik kan mij voor U ook niet verstoppen.
Wat ik ook zou proberen, waarheen ik ook zou vluchten, nergens, helemaal nergens is er een plek op deze wereld, noch erboven of eronder, waar U niet zou zijn of kunnen komen.
Zelfs in de diepste duisternis kan ik mij voor U niet verbergen, want het is voor U alsof de zon alles verlicht met haar glanzende stralen.

U bent het, Heer, die mij gemaakt heeft in de schoot van mijn moeder, die elk deel van mijn lichaam vorm gaf.
Ik prijs Uw Naam, want wat hebt U mij prachtig, ja, onvoorstelbaar mooi en wonderbaarlijk gemaakt!
Ik besef dat heel, heel erg goed!
Het ontstaan van mijn leven was voor iedereen verborgen, behalve voor U.
U zag mij al vanaf het aller-, allereerste begin, van toen ik zelfs totaal nog geen enkele vorm had.
En in Uw boek was alles reeds opgeschreven over mijn leven, nog voor ik zelfs maar één dag had geleefd.
O, Heer, mijn God, hoe buitengewoon zijn Uw gedachten, hoe oneindig en niet te tellen.
Ze zijn als alle korrels zand bij elkaar; ontelbaar …
Al zou ik onder het tellen in slaap vallen, dan nog, als ik wakker wordt bent U bij mij, want U laat mij nimmer in de steek.

Niet iedereen, Heer, is blij met U, met Uw kennis en Uw aanwezigheid; er zijn vele mensen die meedogenloos bloed vergieten en die zich bewust tegen U en U genadeplan opstellen.
Als zij zich niet bekeren, zullen zij zeker sterven.
Met hen wil ik mij niet op één lijn stellen.
Want, zou ik niet haten wie U haten; me afkeren van hen die opstandig zijn tegen U?
Ik haat hun zondige levensstijl met een diepe en oprechte haat; het voelt alsof ze mijn eigen vijanden zijn.

Heer, mijn God, ik, Rita Klapwijk, geef U mijn hart, doorzoekt het maar tot in het uiterste en diepste hoekje.
Onderzoekt U het maar, Heer, en weet wat er ten diepste in mij omgaat.
En als blijkt, Heer, dat ik mij op wegen bevind die niet goed zijn, brengt U me dan alstublieft terug op de goede weg, op de weg die naar U toe leidt.



1 opmerking: